Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Asterisk (werkgever) vordert werknemer te veroordelen tot betaling van € 41.694,15 bruto ter zake van onverschuldigd betaald salaris, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Asterisk stelt ter onderbouwing van de vordering, kort samengevat, dat zij abusievelijk het salaris van werknemer van 1 september 1999 tot en met 31 juli 2006 heeft betaald op basis van een dienstverband van 38 uur. Feitelijk is hij vanaf de eerstgenoemde datum 24 uur per week gaan werken. Volgens Asterisk had zij op grond van de destijds geldende wettelijke en CAO-regelingen een verplichting om werknemer gedurende 104 weken na zijn eerste arbeidsongeschiktheid door te betalen op basis van een 38-urige werkweek. Die verplichting bestond in september 1999 niet meer, maar dat is door Asterisk ten onrechte niet opgemerkt. Asterisk stelt dat werknemer van de omissie wel op de hoogte was, dan wel had kunnen zijn. Zij heeft de fout pas in 2006 ontdekt. Bij brief van 26 juli 2006 en in een voorafgaand gesprek heeft zij werknemer daarover geïnformeerd. Zij heeft hem nadien het geldende salaris betaald en het UWV verzocht om de uitkering rechtstreeks aan hem te voldoen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gronden voor een verplichting om tot in lengte van jaren het salaris tot een dienstverband van 38 uur te suppleren zijn er niet. Feitelijk had het dienstverband in die omvang maar 2 jaar geduurd. Het inkomensverlies van werknemer werd opgevangen door de WAO-uitkering en door de tweejarige suppletie, nog daargelaten dat werknemer zich ook voor een teruggang had kunnen verzekeren. Uit het enkele feit dat Asterisk na de suppletieperiode het volledige salaris doorbetaalde, mocht werknemer niet opmaken dat zij ter zake een verplichting op zich nam. Hij kon weten dat zich na de eerste suppletieperiode een nieuwe inkomenssituatie voordeed. Blijkens zijn eigen correspondentie met het UWV heeft werknemer zich bovendien verzet tegen een verlaging van zijn WAO-uitkering. Zonder - ontbrekende - toelichting verhoudt zich dat niet goed met het aangevoerde vertrouwen over een doorlopende suppletie van Asterisk.

Het is echter in strijd met het goed werkgeverschap en het daaruit voortvloeiende vertrouwensbeginsel om na zeven jaar het gehele bedrag aan onverschuldigde betaling te vorderen, terwijl de oorzaak een omissie van werkgever is geweest. De vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaald loon wordt derhalve gematigd tot de helft; geen verjaring.