Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/A.T.U. Autotechniek Unger BV
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 22 februari 2010
ECLI:NL:RBARN:2010:BL6596

werknemer/A.T.U. Autotechniek Unger BV

Uitleg verlengingsclausule bepaalde tijd in onbepaalde tijd na verlenging arbeidsovereenkomst. Einde van rechtswege ondanks gevraagde toestemming voor opzegging arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd door werkgever

Werknemer is op 3 december 2007 bij ATU in dienst getreden in de functie van verkoopadviseur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat in artikel 2.1 opgenomen dat indien werknemer goed heeft gefunctioneerd en de bedrijfseconomische omstandigheden het toestaan, de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft na 1 juni 2008 werkzaamheden verricht. In maart 2009 vraagt ATU toestemming voor ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden. In april 2009 deelt ATU – nadat zij de aanvraag bij het UWV had ingetrokken – aan werknemer mee dat zijn arbeidsovereenkomst per 1 juni 2009 van rechtswege eindigt. Werknemer vordert thans doorbetaling van loon.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst blijkt niet dat ATU bij de verlenging van de eerste arbeidsovereenkomst verplicht was werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden. Voor zover al aan de voorwaarden van artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst is voldaan – hetgeen door ATU is betwist – is de kantonrechter van oordeel dat dit niet zonder meer resulteert in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor werknemer. Uit de formulering volgt immers dat actief handelen van ATU was vereist. Niet is gesteld of gebleken dat ATU werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangeboden. De kantonrechter verwijst in dit verband naar r.o. 2.6 van het arrest van het Hof Arnhem d.d. 5 januari 2010 (zaaknummer gerechtshof 200.039.193). De ontslagaanvraag voor werknemer die ATU bij het UWV WERKbedrijf heeft ingediend, alsmede het door ATU gedane beëindigingsvoorstel, zijn tegenstrijdig met de stellingen van ATU in deze procedure, namelijk dat werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had. Echter, het voorgaande brengt niet zonder meer met zich dat er daadwerkelijk een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. In artikel 7:668 BW is immers bepaald dat indien een arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de tussen partijen overeengekomen termijn door partijen stilzwijgend wordt voortgezet, zij geacht wordt voor dezelfde tijd, maar telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan. De kantonrechter is van oordeel dat door de stilzwijgende verlenging van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, op grond van het bepaalde in voormeld wetsartikel geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Evenmin is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan op grond van het bepaalde in artikel 7:668a BW. De relevante bepalingen uit de cao leiden niet tot een ander oordeel.

Volgt afwijzing vordering werknemer.