Rechtspraak
Rechtbank Den Haag, 3 maart 2010
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN0658
werknemer/Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel
Werknemer (53 jaar) is per 1 juli 1980 als secretariaatsmedewerker in dienst getreden bij het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit (hierna: het Bedrijfschap). Met ingang van 1 februari 2001 is hij benoemd tot secretaris van het Bedrijfschap. Vanaf 2005 is het functioneren van werknemer onderwerp van discussie. Het Bedrijfschap heeft meermalen ontbinding verzocht, maar dit is steeds afgewezen. In 2008 wordt de arbeidsovereenkomst na advies van de Ontslagcommissie opgezegd. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Volgens werknemer is sprake van een valse reden, dan wel van een ontslagreden die volledig in de risicosfeer van werkgever ligt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ontslag is mede gezien de gevolgen voor werknemer kennelijk onredelijk te noemen. Werknemer heeft ruim 28 jaar voor het Bedrijfschap gewerkt, heeft een hoge leeftijd en geen uitzicht op ander werk, terwijl vooral het Bedrijfschap steeds heeft aangestuurd op ontslag van werknemer. Daarbij komt dat de Ontslagcommissie positief heeft geoordeeld over het ontslag onder toekenning van een vergoeding van C=1,5. Aan werknemer is evenwel geen vergoeding toegekend. Ingevolge artikel 7:681 BW heeft werknemer aanspraak op een schadevergoeding. Met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding kan de kantonrechtersformule niet als leidraad worden gehanteerd. De vergoeding zal worden gerelateerd aan het salaris waarop werknemer aanspraak kon maken, daarbij rekening houdend met de omstandigheid dat partijen het over de exacte hoogte van die aanspraken niet eens zijn. Ook de psychische belasting van werknemer als gevolg van het verwijtbare handelen van het hoofdbedrijfschap wordt bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding meegewogen. Anderzijds wordt in aanmerking genomen dat werknemer zijn werkzaamheden gedurende zekere tijd niet heeft verricht omdat hij een onjuist standpunt had ingenomen met betrekking tot zijn positie ten opzichte van een entiteit binnen het Bedrijfschap, terwijl het loon gedurende die periode onverminderd is doorbetaald. Gelet op de omstandigheden van het geval zoals hiervoor overwogen, zal een schadevergoeding worden toegewezen ten bedrage van € 200.000 bruto te vermeerderen met wettelijke rente per de ontslagdatum.