Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/C. Visser Leeuwarden Beveiliging BV
Rechtbank Noord-Nederland, 11 januari 2011
ECLI:NL:RBLEE:2011:BP1638

werkneemster/C. Visser Leeuwarden Beveiliging BV

Proeftijdbeding nietig wegens opvolgend materieel werkgeverschap. Geen ondubbelzinnige ontslagname werkneemster

Werkneemster is op 14 april 2009 in dienst getreden van Apollo Personeelsdiensten BV, in de functie van beveiligingsbeambte. Zij is door Apollo tewerkgesteld bij Van der Lei Beveiliging op de Centrale Post. Vanwege problemen binnen de onderneming van Van der Lei zijn de personen die werkzaam waren bij Van der Lei opgesplitst in drie groepen. De eerste groep bleef in dienst van Van der Lei. De tweede groep werknemers werd voor ontslag voorgedragen en de derde groep werknemers trad in dienst van VB Beveiliging (een handelsnaam van Visser). Apollo en werkneemster zijn overeengekomen dat de uitzendovereenkomst per 9 december 2009 werd beëindigd. Vervolgens is werkneemster met ingang van 10 december 2009 in dienst getreden bij VB Beveiliging, voor bepaalde tijd tot en met 13 april 2010, in de functie van beveiliger in opleiding, wederom op de Centrale Post. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van VB Beveiliging is een proeftijd overeengekomen van een maand. Werkneemster wordt in de proeftijd ontslagen. Zij heeft de nietigheid van het proeftijdontslag ingeroepen, omdat volgens haar VB Beveiliging als opvolgend werkgever van Apollo moet worden beschouwd, waardoor het proeftijdbeding nietig is.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst bij VB Beveiliging wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eiste als de uitzendovereenkomst, op grond waarvan werkneemster bij Van der Lei werkzaam was, nu werkneemster onbetwist heeft aangevoerd dat zij onder beide overeenkomsten werkzaam was als beveiliger en dat zij in beide gevallen werkzaam was op de Centrale Post. Vervolgens dient te worden beoordeeld of er zodanige banden tussen VB Beveiliging en de vorige werkgever (Van der Lei) bestonden, dat het door laatstgenoemde op grond van haar ervaringen met werkneemster verkregen inzicht in haar hoedanigheid en geschiktheid in redelijkheid ook aanwezig geacht kan worden bij Visser. Stelplicht en bewijslast van het bestaan van zodanige banden rusten op werkneemster (Gerechtshof Leeuwarden, 29 maart 2006, LJN AV7743). De kantonrechter stelt te dien aanzien voorop dat in een geval als het onderhavige, waarin de eerste overeenkomst een uitzendovereenkomst betrof, de banden tussen de materiële werkgevers van werkneemster dienen te worden onderzocht, dus die tussen Van der Lei en VB Beveiliging, nu Apollo slechts als payrollonderneming fungeerde ten behoeve van Van der Lei en werkneemster voor de gehele duur van het uitzendcontract ter beschikking was gesteld aan Van der Lei. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat er reeds tijdens de werkzaamheden van werkneemster bij Van der Lei sprake was van een samenwerkingsverband tussen Van der Lei en VB Beveiliging. Het gegeven ontslag moet dan ook als niet rechtsgeldig worden aangemerkt, zodat de arbeidsovereenkomst van partijen ook ná 4 januari 2010 is blijven doorlopen, tot datum einde arbeidsovereenkomst.

Voor zover VB Beveiliging heeft bedoeld te stellen dat werkneemster heeft ingestemd met het ontslag tijdens de proeftijd, dient dat verweer te worden verworpen. Uit de door werkneemster na haar ontslag verzonden correspondentie kan niet worden afgeleid dat zij duidelijk en ondubbelzinnig met dit ontslag heeft ingestemd. Werkneemster heeft aanvankelijk slechts betaling van loon gevorderd vanaf datum aanvang dienstverband tot datum ontslag, maar heeft zich daarmee naar het oordeel van de kantonrechter echter nog niet akkoord verklaard met het ontslag zelve.