Naar boven ↑

Rechtspraak

PKF Wallast/werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 5 juni 2012
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8517

PKF Wallast/werknemer

Aansprakelijkheidsvraag bij bedrijfsongevallen leent zich wel degelijk voor deelgeschilprocedure ex artikel 1019w Rv. Doorbreking appelverbod. Geen schending artikel 6 EVRM

Werknemer is van 1 juni 1998 tot 1 september 2002 in dienst geweest bij Wallast. Hij was daar voltijds werkzaam als belastingadviseur. Op 17 juli 2000 heeft werknemer zich ziek gemeld met klachten die kort daarna zijn gediagnosticeerd als behorend bij RSI (Repetitive Strain Injury). In januari 2005 heeft werknemer Wallast aansprakelijk gesteld voor de schade. Werknemer heeft via de deelgeschilregeling een verzoek gedaan tot de kantonrechter aansprakelijkheid van Wallast voor de schade aan te nemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat uit deskundigenverklaringen volgt dat de RSI het gevolg is van de werkzaamheden en dat Wallast te kort is geschoten in haar zorgplicht (schending Beeldschermbesluit 1992). Van verjaring zou geen sprake zijn, zodat de verzochte verklaring is toegewezen. Tegen dit oordeel keert Wallast zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 1019bb Rv staat tegen de beslissing op het verzoek inzake een deelgeschilprocedure geen hoger beroep (of andere voorziening) open. De strekking hiervan is dat het openstaan van een rechtsmiddel zich bezwaarlijk verdraagt met de ratio van de deelgeschilprocedure, die een extra mogelijkheid biedt om de rechter te raadplegen en verder geen afbreuk doet aan de mogelijkheid om een bodemprocedure aan te spannen. Volgens de wetgever kan aan de rechtspraak worden overgelaten in hoeverre de uitsluiting van rechtsmiddelen kan worden doorbroken op grond van de daarvoor in de jurisprudentie ontwikkelde gronden, waarvan sprake is indien de rechter de procedure ten onrechte heeft toegepast of ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak essentiële vormen heeft verzuimd (Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, p. 19 (MvT)). Wallast stelt in haar beroepschrift onder meer dat de kantonrechter ten onrechte de deelgeschilprocedure van artikel 1019w e.v. Rv toepasselijk heeft geacht en dat zij aldus buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure is getreden, en dat de kantonrechter fundamentele rechtsbeginselen – met name het beginsel van hoor en wederhoor – heeft geschonden. Gelet op deze stellingen is Wallast naar het oordeel van het hof op zich ontvankelijk in haar hoger beroep. Het door werknemer ingediende verzoek heeft betrekking op letselschade die hij stelt te hebben geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Wallast en waarvoor hij Wallast aansprakelijk houdt. Verder staat tussen partijen vast dat het verzoek van werknemer met name ziet op een deel van het geschil dat partijen verdeeld houdt, te weten de aansprakelijkheidsvraag. Deze aansprakelijkheidsvraag kan, anders dan Wallast wellicht meent, wel degelijk in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. De wetgever heeft de beantwoording van een aansprakelijkheidsvraag in deze procedure immers met zoveel woorden mogelijk geacht. (Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, p. 14 (MvT) en nr. 8, p. 9 (NV)). Het verzoek valt dan ook binnen het toepassingsgebied van artikel 1019w lid 1 Rv.

De onderhavige procedure dient als geheel te voldoen aan artikel 6 EVRM, met name aan het op ‘a fair (...) hearing’ gebaseerde beginsel van hoor en wederhoor. Daartoe behoort volgens artikel 19 Rv dat de rechter in een civiele procedure slechts mag beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven (zie o.a. HR 29 november 2002, LJN AF1210 en HR 17 februari 2006, LJN AU4616). Uit de processtukken over en weer en de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg valt af te leiden dat beide partijen zich niet alleen schriftelijk maar ook ter zitting hebben uitgelaten over zowel de preliminaire verweren van Wallast (waaronder de verjaring) als de vraag van aansprakelijkheid. Dat Wallast ervoor heeft gekozen met name verweer te voeren op het punt van verjaring en daardoor niet of minder verweer heeft gevoerd op de meer inhoudelijke gronden van aansprakelijkheid komt voor haar rekening en risico.