Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Asito Den Helder B.V.
Hoge Raad, 19 oktober 2012
ECLI:NL:HR:2012:BX7595

werkneemster/Asito Den Helder B.V.

Werkgever niet aansprakelijk voor val van werkneemster van huishoudtrap bij schoonmaken doucheruimtes. Werkneemster niet geslaagd in leveren van tegenbewijs dat de door de Arbeidsinspectie beoordeelde trap dezelfde trap is als waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden

Werkneemster is van 6 oktober 2003 tot en met 5 oktober 2004 in dienst geweest van Asito in de functie van schoonmaakster. Op 14 maart 2004 is zij tijdens het schoonmaken van een vakantiebungalow ten val gekomen en heeft zij schade opgelopen. Werkneemster heeft Asito aansprakelijk gesteld voor de schade. Volgens werkneemster heeft Asito haar een ondeugdelijke trap ter beschikking gesteld. Bij tussenarrest is de inspecteur van de Arbeidsinspectie benoemd als deskundige ter beantwoording van de vraag of de ter beschikking gestelde huishoudtrap een ‘deugdelijk arbeidsmiddel’ is. De deskundige heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Het hof maakt dit oordeel van de deskundige tot het zijne en concludeert dat geen sprake is van schending van de zorgplicht, zodat Asito niet aansprakelijk is voor de geleden schade van werkneemster. In cassatie klaagt werkneemster onder meer dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de onderzochte trap niet de trap is geweest waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden. De inspecteur van de Arbeidsinspectie is immers pas na vijf dagen op de locatie verschenen. De aldaar aanwezige trap, zou – aldus werkneemster – inmiddels zijn vervangen door een deugdelijke trap.

De A-G concludeert als volgt. De waardering van (partij)getuigen ter zake de door werkneemster geuite klacht, is er een van feitelijke aard die niet tot cassatie kan leiden. Voor zover werkneemster zich op het standpunt stelt dat zij voldoende ‘twijfel’ heeft doen ontstaan en daarmee tegenbewijs heeft geleverd, verwerpt de A-G haar stelling.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.