Naar boven ↑

Rechtspraak

CTS Holding/werkneemster
Hoge Raad, 18 oktober 2013
ECLI:NL:HR:2013:975

CTS Holding/werkneemster

Opzegging managementovereenkomst. Opdrachtnemer die zelfstandigheidsgarantie intrekt nadat hij door werkverschaffer uit functie wordt ontheven pleegt een voor herstel vatbare tekortkoming omdat hij in de toekomst met terugwerkende kracht de garantie kan afgeven. Ingebrekestelling – mede vanwege de voorafgaande arbeidsovereenkomst – vereist

Op 1 juli 2008 is X bij Ad Hoc Beheer B.V., een dochtervennootschap van CTS, op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden in de functie van bedrijfsjurist. Deze arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 april 2009 met wederzijds goedvinden geëindigd. Per die datum is er tussen CTS en X een managementovereenkomst aangegaan, waarbij X werd aangesteld in de functie van titulair directeur. Artikel 9 van de managementovereenkomst bepaalt dat X aan CTS garandeert – kort gezegd – dat de rechtsverhouding door de Belastingdienst en/of UWV niet als (fictief) dienstverband wordt aangemerkt. In artikel 7 staat opgenomen dat indien een der partijen zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet nakomt, de andere partij na 30 dagen bevoegd is de overeenkomst onmiddellijk op te zeggen. In augustus 2009 uit CTS forse kritiek op het functioneren van X. CTS heeft X vervolgens uit de functie van titulair directeurschap ontheven en haar baan als bedrijfsjurist als nieuwe functie aangemerkt. Hierop heeft X bericht dat zij de ‘zelfstandigheidsgarantie’ van artikel 9 intrekt, omdat niet langer verdedigbaar is dat zij een zelfstandig ondernemer is, indien CTS zich als gewone werkgever gedraagt. CTS meent dat – mede op basis van het intrekken van deze garantie – sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de managementovereenkomst die een onmiddellijke opzegging rechtvaardigt. X heeft nakoming van de overeenkomst gevorderd. Zowel de rechtbank als het hof heeft deze vordering toegewezen.

De advocaat-generaal (Timmerman) concludeert als volgt. De klacht van CTS ziet met name op de overweging van het hof dat het intrekken van de zelfstandigheidsgarantie een voor herstel vatbare tekortkoming vormt, zodat CTS niet zonder nadere ingebrekestelling tot opzegging van de overeenkomst gerechtigd was. Volgens het onderdeel zijn deze oordelen onjuist dan wel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Het onderdeel stelt dat het hof onder meer miskend heeft ‘dat indien een partij in de nakoming van een voortdurende verplichting tekortgeschoten is, deze verplichting in de toekomst weliswaar alsnog nagekomen kan worden, maar dat daarmee de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt wordt en dat wat betreft deze tekortkoming nakoming dan ook niet meer mogelijk is’. De A-G concludeert anders, omdat X de garantie ook met terugwerkende kracht weer kon afgeven. CTS had X in gebreke moeten stellen en een redelijke termijn tot nakoming moeten gunnen. Geen sprake van artikel 6:83 aanhef en letter c BW.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.