Rechtspraak
Hoge Raad, 6 december 2013
ECLI:NL:HR:2013:1631
werknemer/Stichting Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine
Werknemer heeft cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het Hof Den Haag waarin het ontslag van werknemer niet kennelijk onredelijk werd geoordeeld. In cassatie klaagt werknemer onder meer dat ten onrechte het Ontslagbesluit niet op hem is toegepast en dat hij (1) niet voor ontslag in aanmerking had mogen komen, of (2) een vergoeding op zijn plaats was.
De advocaat-generaal (Spier) concludeert als volgt. Alle klachten voldoen niet aan de aan de middelen te stellen eisen ex artikel 407 lid 2 Rv. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op de voet van artikel 80a Wet RO.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a lid 1 Wet RO en gehoord de procureur-generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.