Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 maart 2014
ECLI:NL:GHARL:2014:2001
werknemer/ISS Landscaping Services B.V.
Werknemer is op 1 mei 1995 als uitzendkracht gaan werken bij (de rechtsvoorganger van) ISS. Hij is per 1 januari 1998 bij ISS in dienst getreden als allround hovenier. Werknemer verricht vanaf 2009 passende arbeid bij DSW vanwege gezondheidsklachten. Hij werkt daar als ‘meewerkend voorman’. Op 28 juni 2011 heeft ISS met de vakbonden een akkoord bereikt over een sociaal plan ter opvang van de sociale gevolgen bij het reduceren van arbeidsplaatsen binnen ISS. Werknemer heeft als kaderlid van de FNV met dit sociaal plan ingestemd. Met toestemming van het UWV is de arbeidsovereenkomst tegen 31 december 2011 opgezegd. Hij is vanaf september 2011 vrijgesteld van werkzaamheden. Thans stelt werknemer zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Hij stelt onder meer dat zijn functie ten onrechte is aangemerkt als allround hovenier, terwijl hij meewerkend voorman is.
Het hof oordeelt als volgt. Naar het oordeel van het hof dient voor het antwoord op de vraag met welke functie van werknemer rekening gehouden moet worden in het kader van de afspiegeling, in lijn met de beleidsregels van het UWV, in beginsel te worden gelet op de objectieve gegevens: de overeengekomen functie, de inhoud ervan volgens de functiebeschrijving en de wijze waarop die functie in het algemeen moet worden uitgeoefend. De wijze waarop werknemer zijn functie invult is daarom niet bepalend voor het antwoord op genoemde vraag. Dat werknemer in zijn functie van allround hovenier sinds 2009 tevens is belast met een leidinggevend aspect (het aansturen van een groep medewerkers van DSW, thans Iedersz) brengt dan ook niet mee dat zijn functie objectief gezien onderling uitwisselbaar is met die van voorman. Naar het oordeel van het hof is de functie van werknemer door het enkele toevoegen van bedoeld leidinggevend aspect ook niet gewijzigd in die van voorman.
Ten aanzien van de wederindiensttredingsvoorwaarde oordeelt het hof aldus. De omstandigheid dat ISS uitzendkrachten heeft aangetrokken in verband met een opdracht bij Defensie, baat werknemer niet, omdat het niet om soortgelijke werkzaamheden gaat in zijn functie. Hij heeft in zoverre gelijk dat, anders dan de kantonrechter oordeelde, niet van belang is of het om tijdelijk, niet structureel werk gaat en dat de uitzendkrachten niet bij ISS in dienst zijn gekomen. Dit kan werknemer echter niet baten, nu hij niet heeft gesteld dat de uitzendkrachten zijn vroegere werkzaamheden verrichtten. Daarmee heeft hij de beweerde schending van het 26 wekenbeding onvoldoende handen en voeten gegeven. De enkele omstandigheid dat sprake is van schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde (hier niet aan de orde) maakt de opzegging nog niet kennelijk onredelijk.
Het enkele feit dat werknemer ten tijde van het ontslag 45 jaar was, 16 jaar voor ISS had gewerkt en geen concreet uitzicht had op werk elders, zodat hij met een inkomensterugval te maken kreeg die niet ongedaan gemaakt werd door een royale uitkering via het sociaal plan, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk.