Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Timboektoe B.V. c.s.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 juli 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:5783

X/Timboektoe B.V. c.s.

Gastvrouw is op eigen initiatief in dienst getreden van payrollonderneming. Geen arbeidsovereenkomst met inlener. Flexovereenkomst wordt gekwalificeerd als een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW.

X is op basis van een flexwerkovereenkomst in dienst van Payroll Services. Zij verricht haar werkzaamheden als gastvrouw bij Timboektoe, een strandpaviljoen. Eind september 2013 heeft Timboektoe X laten weten haar niet verder in te zullen huren. Sindsdien heeft X niet meer als gastvrouw voor Timboektoe gewerkt. X vordert voor recht te verklaren dat zij op basis van een arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 BW in dienst is van Timboektoe.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat partijen het erover eens zijn dat zowel Timboektoe als X uitdrukkelijk niet hebben gewild dat tussen hen een arbeidsovereenkomst uit hoofde van artikel 7:610 BW zou ontstaan. Gebleken is dat X het initiatief heeft genomen om Payroll Services in te schakelen en dat zij aan Payroll Services heeft doorgegeven welke beloning Timboektoe haar voor de te verrichten werkzaamheden wilde betalen, waarna zij met Payroll Services een overeenkomst, genaamd flexwerkovereenkomst is aangegaan. De tekst van deze overeenkomst is duidelijk. In deze overeenkomst wordt Payroll Services uitdrukkelijk aangeduid als werkgever, bij wie X als flexwerker in dienst treedt en door wie X aan (in dit geval) Timboektoe ter beschikking wordt gesteld. Timboektoe is met deze voorgestelde constructie akkoord gegaan. Partijen zijn het er voorts over eens dat Payroll Services bij de uitvoering van de overeenkomst meer heeft gedaan dat het verschuldigde loon aan X te betalen, maar dat zij ook feitelijk invulling heeft gegeven aan haar werkgeverschap door X onder meer scholingsmogelijkheden te bieden en haar op kosten van Payroll Services een coachingscursus te laten volgen. Tegen deze achtergrond kan niet geoordeeld worden dat er ondanks de uitdrukkelijke bedoeling van Timboektoe en X bij het aangaan van de overeenkomst tussen hen een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW is ontstaan.

Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de tussen Payroll Services en X tot stand gekomen flexwerkovereenkomst gezien moet worden als sui generis arbeidsovereenkomst waarop het uitzendbeding niet van toepassing is (zijnde het subsidiaire standpunt van X) of als een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW (zijnde het standpunt van Timboektoe en Payroll Services). Geoordeeld wordt dat aan alle elementen van de definitie van artikel 7:690 BW wordt voldaan en dat deze overeenkomst derhalve een uitzendovereenkomst betreft. Het standpunt van X dat er in dit geval geen sprake is van een uitzendovereenkomst omdat Payroll Services niet zelf een allocatiefunctie bij de terbeschikkingstelling van X aan Timboektoe heeft vervuld, gaat niet op. In de wetsgeschiedenis is immers uitdrukkelijk overwogen dat niet alleen de klassieke uitzendrelatie onder artikel 7:690 BW valt, maar dat daaronder tevens andere driehoeksrelaties kunnen vallen. In de wettelijke regeling is niet vastgelegd dat de werkgever een actieve rol dient te vervullen bij het samenbrengen van arbeidskrachten en derden. X heeft zelf bewust gekozen om haar voor Timboektoe te verrichten werkzaamheden onder te brengen in de totstandgekomen flexwerkovereenkomst met Payroll Services, omdat zij flexibiliteit wenste en via de diensten van Payroll Services het meest zou verdienen. Niet valt in te zien waarom X niet gehouden zou kunnen worden aan de aangegane flexwerkovereenkomst en waarom haar achteraf meer arbeidsrechtelijke bescherming zou toekomen dan de flexwerkovereenkomst haar biedt. Volgt afwijzing van de vorderingen.