Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/CSU Personeel B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 december 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:8606

werknemers/CSU Personeel B.V.

Werknemers schoonmaakbedrijf zijn na faillissement voormalig werkgever in dienst getreden van CSU PZ en hebben op grond van CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf recht op toeslagpercentages. Uitleg cao. Geen vrijwillige uitdiensttreding na faillissement.

Tien werknemers zijn tussen 1989 en begin 2010 in dienst getreden van (de rechtvoorgangster van) het schoonmaakbedrijf Albatros. De CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: de cao) is op de arbeidsovereenkomsten van toepassing. Artikel 2 lid 2 D-deel van de cao bepaalt: ‘Werknemers die op 30 juni 2010 werkzaam zijn in een hotel houden recht op de toeslagpercentages van artikel 18 van de CAO. Dit recht vervalt bij vrijwillige uitdiensttreding.’ De werknemers zijn werkzaam in een hotel. Albatros is op 3 december 2012 gefailleerd. Op 6 december 2012 heeft de curator de arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van Albatros opgezegd. Op 13 december 2012 heeft CSU CS de door haar geselecteerde activa uit het faillissement van Albatros gekocht. Vanaf 3 december 2012 zijn de werknemers (met uitzondering van een werkneemster) met terugwerkende kracht in dienst van CSU PZ. De werknemers hebben hun werkzaamheden bij het hotel ongewijzigd voortgezet. Tussen partijen is in geschil of – als gevolg van het faillissement van Albatros en de indiensttreding van de werknemers bij CSU PZ – de werking aan het bepaalde in artikel 2 lid 2 D-deel van de cao is komen te vervallen en daarmee ook het recht van de werknemers op de toeslagen, als genoemd in artikel 18 van de cao.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat de werknemers op de in de bewuste bepaling opgenomen datum van 30 juni 2010 werkzaam waren in een hotel. Geoordeeld wordt allereerst dat de werknemers niet vrijwillig bij Albatros uit dienst zijn getreden. Hun arbeidsovereenkomsten waren reeds door de curator op 6 december 2012 opgezegd. Zij hebben het aanbod van CSU PZ geaccepteerd, in het zicht van de opgezegde arbeidsovereenkomsten en derhalve om werkloosheid te vermijden. Dat is geen vrijwillige uitdiensttreding. De stelling van CSU PZ dat artikel 2 lid 2 D-deel van de cao een overgangsregeling betreft, die in geval van faillissement zijn werking verliest, vindt geen steun in de tekst van de bepaling. De kantonrechter is met CSU PZ van mening dat niet alleen de tekst van de cao maatgevend is, maar dat bij de uitleg van een bepaling uit een cao de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Dat brengt echter in casu niet mee dat de door CSU PZ aangedragen achtergrond noopt tot de uitleg dat de bepaling vervalt, indien een werkgever failliet gaat en de activiteiten door een opvolgende werkgever worden voortgezet. CSU PZ heeft opgeworpen dat de werknemers er niet op mochten vertrouwen dat CSU PZ de toeslagen zou handhaven, nu CSU PZ op de toelichting aan werknemers op 14 december 2012 reeds heeft meegedeeld dat de toeslagen zouden vervallen. Ook dat verweer kan niet slagen. Immers, uit hoofde van de cao hebben de werknemers recht op de toeslagpercentages van artikel 18 en daar hebben zij geen afstand van gedaan. De slotsom luidt dat de werknemers recht hebben (behouden) op de toeslagpercentages van artikel 18 van de cao.