Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 17 december 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:6745
Quo Vadis/werkneemster
Werkneemster is op 7 december 1990 bij (de rechtsvoorganger van) Quo Vadis in dienst getreden en thans aangesteld in de functie van secretaresse ambtelijk secretariaat GMR. In de loop van 2014 is tussen partijen verschil van inzicht ontstaan over de (uitvoering van de) werkzaamheden van werkneemster en de daaraan noodzakelijkerwijze te besteden tijd. Eind augustus 2014 bereikte de leidinggevende van werkneemster het bericht dat zij de vertrouwelijkheid van het directieoverleg, dat zij als notuliste bijwoonde, zou hebben geschonden. Werkneemster heeft zich na dit incident ziek gemeld. Qua Vadis verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Alle drie de rapportages van de bedrijfsarts vermelden dat sprake is van reële klachten bij werkneemster, veroorzaakt door werkgerelateerde stressklachten, maar ook dat er geen sprake is van ziekte en/of gebrek. Het moet er daarom rechtens voor worden gehouden dat werkneemster niet arbeidsongeschikt is en dus geen sprake is van een opzegverbod wegens ziekte. De arbeidsverhouding tussen partijen is grondig en onherstelbaar verstoord. Daarbij gaat het dan in het bijzonder om de persoonlijke verhouding tussen werkneemster enerzijds en haar leidinggevende anderzijds. Werkneemster heeft niet (voldoende gemotiveerd) weersproken dat zij bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingevolge de op de arbeidsverhouding tussen partijen van toepassing zijnde CAO PO, en wel speciaal op grond van Bijlage XVI daarvan (de WOPO), aanspraak heeft op een verlengde werkloosheidsuitkering tot aan haar 65e verjaardag. De kantonrechter kan op grond van de overgelegde stukken onvoldoende beoordelen of werkneemster aan alle voorwaarden voor toekenning van een zodanige uitkering voldoet. Indien zij daarop aanspraak kan maken, bestaat geen reden voor toekenning van een vergoeding. Indien mocht blijken dat werkneemster geen aanspraak kan maken op een uitkering ingevolge de WOPO, en wel vanwege omstandigheden die haar niet zijn toe te rekenen, dient, echter, wel een billijke vergoeding te worden toegekend. Deze wordt vastgesteld op € 35.000 bruto. Meegewogen wordt dat de discussie omtrent de functievervulling door werkneemster is ontstaan toen in 2013 een nieuw bestuur aantrad (‘nieuwe bezems vegen schoon’). De gevolgen van een zodanige ‘machtswisseling’ dienen als werkgeversrisico te worden aangemerkt. Anderzijds moet de ronduit weerspannige opstelling van werkneemster naar aanleiding van het incident rond het directieoverleg haar worden aangerekend. Zij heeft ten onrechte dadelijk en vervolgens onveranderlijk de leidinggevende, die slechts de brenger was van het bericht dat hem door een derde was meegedeeld, als een haar bedreigende tegenstander beschouwd en behandeld.