Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 28 april 2015
ECLI:NL:RBLIM:2015:3666
Wasserij en Stomerij Parkstad B.V./werkneemster
Wasserij en Stomerij Parkstad (WSP) drijft een onderneming die zich richt op het reinigen, vervaardigen en herstellen van kleding en textielartikelen. Werkneemster is in dienst geweest van DLI. Na het faillissement van DLI is werkneemster in dienst getreden van WSP. WSP heeft voor zeven werknemers (waaronder werkneemster) een ontbindingsverzoek ingediend wegens bedrijfseconomische redenen. Op 13 april 2015 heeft de gemachtigde van WSP per faxbericht de wens geuit het tegen werkneemster gerichte verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ‘in te trekken’. Bij brief van 22 april 2015 heeft de gemachtigde van werkneemster meegedeeld geen bezwaar tegen ‘intrekking’ van het door WSP ingediende ontbindingsverzoek te hebben, doch drong hij er wel op aan WSP te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu de gemachtigde van werkneemster namens werkneemster een verweerschrift ingediend heeft, zal WSP – in het licht van het feit dat een verdere beslissing niet vereist is omdat partijen het eens zijn over beëindiging van de procedure – veroordeeld worden tot betaling van de kosten van deze procedure. Die kosten worden aan de zijde van werkneemster bepaald op een bedrag van € 200 aan salaris voor haar gemachtigde.