Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Generali Levensverzekering Maatschappij N.V.
Rechtbank Amsterdam, 19 mei 2015

werknemer/Generali Levensverzekering Maatschappij N.V.

Generali had pensioenverzekering werknemer niet mogen beëindigen na het sturen van twee aanmaningen aan wanbetalende werkgever. Verzekeraar heeft zich pas voldoende ingespannen wanneer ook gerechtelijke maatregelen niet tot betaling hebben geleid.

Werknemer is van 1 mei 2010 tot 15 juli 2014 werkzaam geweest bij Your Health Nederland. Onderdeel van de arbeidsvoorwaarden was een pensioenregeling die met ingang van 1 februari 2011 is ondergebracht bij Generali. Generali heeft werknemer geïnformeerd over de betalingsachterstand die was ontstaan, omdat Your Health Nederland al enige tijd geen premies had betaald. Omdat premiebetaling is uitgebleven is de pensioenopbouw gestaakt en de regeling premievrij gemaakt. Op verzoek van werknemer heeft Generali inzichtelijk gemaakt welke inspanningen zij had verricht om de achterstallige premies te innen. Hierop heeft Generali op 17 januari 2014 laten weten dat Your Health Nederland tot tweemaal toe schriftelijk is verzocht om tot betaling over te gaan; verdere inspanningen waren niet verricht. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat Generali ten onrechte is overgegaan tot beëindiging van de deelneming van werknemer aan de pensioenregeling van Your Health Nederland. Verder wordt een veroordeling gevorderd om de pensioenopbouw voort te zetten van 1 januari 2013 tot 15 juli 2014 op straffe van een dwangsom.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen verschillen van opvatting over de aard van de inspanningen welke van de verzekeraar verwacht mag worden alvorens hij in geval van wanbetaling van de premies overgaat tot beëindiging van de verzekeringsovereenkomst en het premievrij maken van de pensioenen. Werknemer verdedigt in wezen het standpunt dat ook gerechtelijke procedures van de verzekeraar gevergd kunnen worden. Generali houdt het erop dat zij kan volstaan met aanmaningen, waartoe zij zich beroept op de parlementaire geschiedenis van de Pensioenwet 2006 (PW) en met name een tweetal passages in de memorie van toelichting op artikel 29 PW. De betreffende passages komen er in grote lijnen op neer dat aan het uitgangspunt dat de verzekeraars niet gehouden kunnen worden de pensioenopbouw voort te zetten als er niet wordt betaald, niet wordt getornd; hij moet wel aantoonbare inspanningen verrichten en de verzekerde daaromtrent inlichten. Een dergelijke inspanning kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het sturen van een aanmaning.

De kantonrechter onderscheidt verschillende categorieën wanbetalers. De door Generali voorgestane opvatting komt erop neer dat de wat slordige betalers nog wel tot betaling zullen overgaan, maar de overige niet. Immers, de laatste weten dat een verzekeraar wel blaft, maar niet bijt. Dat betekent dat het aan de werknemers wordt overgelaten de meer serieus wanbetalende werkgever aan de pakken. Dat zal in alle gevallen tot verzuurde verhoudingen leiden. Bovendien zou dat betekenen dat, zo de werknemer niet tot incasso overgaat, de pensioenverplichtingen van de werkgever reeds voor een eventueel faillissement zijn beëindigd en dus niet door het UWV behoeven te worden overgenomen. Artikel 29 lid 2 PW moet aldus worden uitgelegd dat de verzekeraar zich pas voldoende heeft ingespannen wanneer ook gerechtelijke maatregelen (dagvaardingsprocedure of faillissementsaanvraag) niet tot betaling hebben geleid. De kantonrechter is zich bewust van de aan deze uitleg verbonden inconveniënten, zoals de kosten aan maatregelen verbonden en het risico dat blijvende wanbetaling aldus niet binnen de in artikel 29 lid PW bedoelde termijn van vijf maanden kan worden vastgesteld. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. De kantonrechter gaat ervan uit dat in de overgrote meerderheid der gevallen tegen maatregelen in rechte geen zinnig verweer mogelijk is. De meeste gedaagde werkgevers zullen derhalve verstek laten gaan. De kosten zullen in dat geval neerkomen op de kosten van menselijke arbeid en dagvaardingskosten, alsmede het (inderdaad aanzienlijke) griffierecht. Bovendien zal de tijd welke met het nemen van maatregelen gepaard gaat beperkt zijn, nu het vrijwel altijd om kantonprocedures zal gaan. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor een faillissementsaanvraag. De kosten zijn veelal wel te verhalen, maar soms zal dat onmogelijk blijken. Evenwel bij afweging van de belangen van de verzekeraar tegen die van de werknemers acht de kantonrechter het redelijk het risico wat dat betreft bij de verzekeraar te leggen. Een en ander geldt echter alleen indien de werkgever voor de eerste keer niet betaalt en moet worden aangemaand. Gaat hij binnen een termijn, die de kantonrechter in redelijkheid stelt op twee jaar, andermaal in de fout dan kan met aanmaningen worden volstaan. Generali heeft niet meer dan twee aanmaningen doen uitgaan, hetgeen dus onvoldoende is, terwijl van eerdere wanbetaling niet is gebleken. Generali had dus de pensioenverzekering niet per 1 januari 2013 mogen beëindigen. De vorderingen worden toegewezen. Een dwangsom wordt niet nodig geacht, nu de kantonrechter ervan uitgaat dat Generali haar verplichtingen zal nakomen.

  • Instantie: Rechtbank Amsterdam
  • Datum uitspraak: 19-05-2015
  • Roepnaam: werknemer/Generali Levensverzekering Maatschappij N.V.
  • Zaaknummer: CV 14-21055
  • Nummer: AR-2015-0495
  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: pensioenverzekering, aanmaningen, gerechtelijke maatregelen en wanbetalende werkgever