Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Trix Theater & Muziek B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 16 maart 2016
ECLI:NL:RBZWB:2016:4843

X/Trix Theater & Muziek B.V.

Kwalificatievraag. Partijbedoeling en feitelijke uitvoering. Er hoefde geen toestemming voor vakanties te worden gevraagd en geen doorbetaling tijdens ziekteperioden en vakanties. Om te kunnen spreken van een gezagsverhouding is meer nodig dan enkel het gegeven dat er instructies worden gegeven. Geen arbeidsovereenkomst.

X vordert betaling van € 16.612,19 bruto van Trix. X voert aan dat hij van 1 september 2006 tot 1 augustus 2014 een arbeidsovereenkomst heeft gehad en dat er nooit vakantiegeld is uitbetaald noch zijn er vakantiedagen verstrekt dan wel uitbetaald. Trix betwist dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Wanneer ook de tijd voor de start van de samenwerking tussen X en Trix in aanmerking wordt genomen, kan tot de conclusie worden gekomen dat Trix dan wel haar rechtsvoorganger graag een arbeidsovereenkomst zou hebben afgesloten. Dat betekent echter niet, zoals X betoogt, dat dus partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen stond, dat zij een arbeidsovereenkomst afsloten, en ook niet dat het sluiten van een arbeidsovereenkomst de partijbedoeling was. Nergens blijkt uit dat dit ook X voor ogen stond, dan wel zijn bedoeling was. Integendeel, uit een e-mail komt naar voren dat het - naar de mening van Trix - X is geweest die geen arbeidsovereenkomst wilde aangaan, omdat hij daardoor zijn WW-uitkering zou kwijtraken. Dat oordeel van Trix is op zich onvoldoende om te kunnen concluderen dat X dat ook daadwerkelijk niet wilde, maar in zijn reactie bij repliek weerspreekt X dit niet. Omtrent de feitelijke uitvoering heeft Trix aangevoerd dat er geen verplichting was om de werkzaamheden persoonlijk te verrichten, daarbij verwijzend naar een drietal overgelegde e-mails waarin X aangeeft wegens vakantie niet beschikbaar te zijn. De enige reactie daarop zijdens X bij repliek is dat het gaat om een incidentele vervanging en dat die situatie niets afdoet aan zijn persoonlijke verplichting het opgedragen werk te verrichten. Dat kwalificeert niet als een deugdelijk onderbouwde reactie op een onderbouwd verweer en met name niet nu uit die drie e-mails naar voren komt dat X kennelijk geen toestemming hoefde te vragen voor het nemen van vakantie enerzijds en ook geen rekening hoefde te houden met de voor Trix te verrichten werkzaamheden anderzijds, nu immers volgens X voorafgaand aan elk seizoen door Trix lijsten werden opgesteld waarop de optredens/opties voor dat seizoen te vinden waren en hij daarmee bij het plannen van zijn vakanties kennelijk geen rekening hoefde te houden. X stelt wel dat hij voor die optredens beschikbaar moest zijn en dat is ook ongetwijfeld het uitgangspunt geweest, maar verplicht was hij dat kennelijk niet, zo blijkt uit de feitelijke gang van zaken. Daarbij komt nog dat X, zoals onweersproken is gesteld, tijdens ziekteperioden en vakanties niet werd doorbetaald.

Zoals terecht door Trix is gesteld, is het vaste jurisprudentie dat ook in geval van een overeenkomst van opdracht de opdrachtgever bevoegd is de opdrachtnemer aanwijzingen te geven. Om te kunnen spreken van een gezagsverhouding is meer nodig dan enkel het gegeven dat er instructies worden gegeven. Daarvan zou sprake kunnen zijn wanneer X bijvoorbeeld toestemming zou hebben moeten vragen voor het opnemen van vakanties, of zich bij ziekte ook daadwerkelijk hebben moeten ziekmelden met alle consequenties van dien in plaats van afmelden. Dat is echter niet aan de orde. Trix heeft het rechtsvermoeden dat er sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst met succes weerlegd. Volgt afwijzing van de vorderingen van X.