Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 8 maart 2016
ECLI:NL:RBNNE:2016:1321
werknemer/Sijperda Verhuur B.V.
Werknemer is op 10 april 2006 bij Sijperda Verhuur B.V. (hierna: Sijperda) in dienst getreden. Werknemer was laatstelijk werkzaam in de functie van filiaalleider. In de arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding met een duur van twee jaren opgenomen. Sijperda is een verhuurbedrijf van bouwmaterieel. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst per 1 december 2015 opgezegd. Vervolgens heeft werknemer een arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen van X in de functie van bedrijfsleider. Sijperda heeft bij brief van 8 januari 2016 aan werknemer medegedeeld dat hij het concurrentiebeding heeft overtreden door in dienst te treden van X, waardoor hij werkzaamheden gaat verrichten die direct concurrerend zijn aan de werkzaamheden van Sijperda. Werknemer vordert primair het concurrentiebeding te schorsen en subsidiair het concurrentiebeding in tijd te matigen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De activiteiten van X zijn aanverwant aan die van Sijperda. Beide bedrijven verhuren hoogwerkers en aanverwante artikelen. Dat X op een kleinere schaal verhuurt doet daaraan niet af, nu X, zoals ter zitting verklaard door werknemer, ‘in dezelfde vijver vist’ wat betreft de klanten. De belangen die werknemer aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd zijn dat hij op dit moment werkloos is en niets liever wil dan ingaan op het aanbod van X. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een en ander niet aan Sijperda worden tegengeworpen aangezien werknemer zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Verder heeft werknemer gesteld dat de functie die hij aangeboden heeft gekregen slechts een kantoorfunctie is, waarbij hij geen bemoeienis heeft met de steigerbouw/verhuur. De kantonrechter is echter van oordeel dat werknemer dit in het licht van hetgeen door Sijperda daarover is aangevoerd niet in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt. Sijperda heeft immers gemotiveerd aangegeven dat juist verwacht mag worden dat X, doordat werknemer werkzaamheden voor X gaat verrichten, Sijperda gericht concurrentie zal aandoen. Sijperda heeft ter onderbouwing daarvan erop gewezen dat werknemer inzicht heeft in de specifieke kennis van Sijperda. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer daarmee kennis heeft van bedrijfsgeheimen die concurrentiegevoelig zijn. Daarbij is van belang dat het rechtens te respecteren belang van een werkgever niet gelegen is in het tegengaan van concurrentie in het algemeen, maar het voorkomen dat een ex-werknemer met gebruikmaking van de kennis van de onderneming van de ex-werkgever, die hij zonder de werkzaamheden voor die onderneming niet zou hebben, zijn vorige werkgever rechtstreeks concurrentie zou kunnen aandoen en daarmee zichzelf of een derde (nieuwe werkgever) een ongerechtvaardigde voorsprong in concurrerend handelen zou kunnen bezorgen. Dat tussen partijen eveneens een geheimhoudings- en relatiebeding zijn overeengekomen, maakt niet dat het concurrentiebeding daardoor zijn waarde verliest en alleen al daarom zou kunnen worden geschorst. Op grond van het voorgaande heeft naar het oordeel van de kantonrechter de vordering tot het volledig schorsen van het concurrentiebeding in een bodemprocedure niet een zodanige kans van slagen, dat vooruitlopend daarop een dergelijke toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. Wel acht de kantonrechter zeer aannemelijk dat de vordering tot het beperken van het concurrentiebeding in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Hierbij overweegt de kantonrechter dat, zoals het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2013 (ECLI:NL:2013:9450) heeft overwogen, er in het algemeen geen reden is voor een concurrentiebeding met een langere duur dan één jaar. Het concurrentiebeding zal derhalve tot die periode wordt beperkt.