Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 22 april 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:2233

werkneemster/werkgeefster

Onterechte loonstop, nu werknemer voldaan heeft aan haar re-integratieverplichtingen.

Werkneemster vordert veroordeling van werkgeefster bij wege van voorlopige voorziening om bij voorschot aan werkneemster te betalen het achterstallig salaris en het salaris vanaf januari 2016 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Verder vordert werkneemster bij wijze van ordemaatregel om werkgeefster te verbieden het bedrag van € 250 te verrekenen met het loon, totdat over de verschuldigdheid van dit bedrag in een bodemprocedure is beslist. Ter onderbouwing van haar vordering stelt werkneemster dat werkgeefster ten onrechte de salarisbetaling heeft gestaakt, aangezien daartoe geen aanleiding bestond. Werkneemster heeft er in dit verband op gewezen dat zij sinds 3 augustus 2015 arbeidsongeschikt is en niet in staat was om te reizen. Werkgeefster voert gemotiveerd verweer. Werkgeefster stelt dat werkneemster niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen, omdat zij niet is verschenen op het geplande gesprek bij ‘Verzuimfocus’ en zij ook geen gehoor heeft gegeven aan oproepen bij de bedrijfsarts te verschijnen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft ten onrechte besloten om met ingang van 28 augustus 2015 de salarisdoorbetaling aan werkneemster op te schorten. Daartoe wordt overwogen dat in voldoende mate is gebleken dat werkneemster vanaf 3 augustus 2015 arbeidsongeschikt is en voorts dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om te reizen. Er kan niet worden ingezien waarom niet is overgegaan tot een huisbezoek, gelet op de door werkneemster aangegeven klachten en beperkingen. Op grond van het vorenstaande kan derhalve niet geconcludeerd worden dat werkneemster niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, zodat daarmee de grondslag voor de opschorting van de loondoorbetaling is komen te vervallen. Gelet hierop is het aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat werkneemster recht heeft op doorbetaling van haar loon. Nu verder gesteld noch gebleken is dat werkgeefster op enig moment tussen 28 augustus 2015 en heden aan werkneemster salaris heeft betaald, komt de vordering wat betreft de loondoorbetaling voor toewijzing in aanmerking. Werkgeefster heeft geen (tegen)vordering tot betaling van een bedrag van € 250 vanwege het niet verschijnen bij de bedrijfsarts ingesteld. Ook kan werkgeefster geen beroep doen op verrekening als bedoeld in artikel 7:632 BW. Daartoe wordt overwogen dat de arbeidsovereenkomst weliswaar voortduurt, maar dat er geen sprake is van een door werkneemster aan werkgeefster verschuldigde schadevergoeding. Werkneemster is immers rechtmatig niet verschenen bij de bedrijfsarts.