Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 6 september 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:2506
werkneemster/Stichting HagaZiekenhuis c.s.
Werkneemster was op 13 december 2011 als verpleegkundige in dienst van de Stichting HagaZiekenhuis (hierna: Haga). Op laatstgenoemde datum is werkneemster op haar weg naar het laboratorium op de afdeling Hematologie uitgegleden over een plasje water op de gang ter grootte van ca. 10 x 10 cm. Werkneemster heeft daarbij haar linker enkel verzwikt. Tot op heden heeft zij veel pijn aan de enkel en ondervindt zij daardoor in haar dagelijks werk en leven beperkingen. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat Haga aansprakelijk is voor de door werkneemster geleden en te lijden schade die verband houdt met het aan werkneemster overkomen arbeidsongeval. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat Haga niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW. Daartegen komt werkneemster op in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Met grief 1 klaagt werkneemster erover dat de kantonrechter de oorzaak van de val heeft aangeduid als ‘een plasje water’, terwijl dit “een plas water” was. Het hof acht de aanduiding “een plasje water” voor een dergelijke hoeveelheid water echter passender dan “een plas water”, zodat de grief faalt. Grief 2 is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat het ziekenhuis onderzoek heeft laten verrichten naar de mogelijke oorzaak van het betreffende plasje water, waarbij geen lekkages zijn gebleken, terwijl het water evenmin afkomstig kon zijn van recente schoonmaakactiviteiten. Ook deze grief faalt. Dat direct na het ongeval onduidelijk was hoe het water op de vloer was terechtgekomen en alle mogelijke oorzaken nog open werden gehouden, betekent niet dat door nader onderzoek en analyse bepaalde denkbare oorzaken niet met een redelijke mate van zekerheid konden worden uitgesloten. Partijen hebben als mogelijke verklaringen voor de aanwezigheid van het plasje water op de vloer in de gang van het ziekenhuis waar werkneemster is uitgegleden genoemd: regenwater dat uit een jas, tas of paraplu is gelopen, gemorst water uit een flesje of bekertje, lekkage, schoonmaakwerkzaamheden. Vast staat dat het op de dag van de val slecht weer was, met veel regen. Vast staat voorts dat in de periode vanaf 2010 in het ziekenhuis verbouwingswerkzaamheden plaatsvonden en dat zich daarbij lekkages hebben voorgedaan. Ook staat vast dat er op het moment van de val (even voor 8:00 uur ’s morgens) niet in de betreffende gang was of werd schoongemaakt. De mogelijkheid van een lekkage betrekt het hof bij de behandeling van grief 3. Met grief 3 komt werkneemster op tegen het oordeel dat niet valt aan te nemen dat het water afkomstig was uit een structurele bron, zoals een lekkage. De lekkages waarmee Haga in het kader van een grootschalige verbouwing te maken heeft gehad hebben zich nimmer voorgedaan in het deel van het ziekenhuis waar het hematologielaboratorium gevestigd was, zodat deze grief faalt. Grief 4 bevat de klacht dat de kantonrechter is voorbijgegaan aan de stelling van werkneemster dat er op de gang waar zij is gevallen wel vaker water lag. Ook deze grief faalt. Deze stelling is op zichzelf onvoldoende om tot het oordeel te komen dat Haga niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. Met grief 5 valt werkneemster het oordeel aan dat de maatregelen die het ziekenhuis heeft genomen teneinde direct op te treden in geval van een calamiteit als genoegzaam beoordeeld kunnen worden. Het hof is van oordeel dat Haga voldoende onderbouwd heeft gesteld en aangetoond dat zij in de gegeven omstandigheden de redelijkerwijs van haar te vergen veiligheidsmaatregelen heeft genomen. Van Haga kon en kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij op elk moment van de dag, dus voortdurend, de gangen in het ziekenhuis controleert op en vrij houdt van water of andere ongerechtigheden op de grond. Haga heeft, onder meer door zorg te dragen voor een adequate vloer, verlichting en waarschuwingsborden in de betreffende gang, voldoende aandacht gehad voor de veiligheid van haar medewerkers op het gebied van uitglijden en vallen door natte en/of vuile vloeren. Met grief 6 verwijt werkneemster de kantonrechter geen aandacht te hebben besteed aan het ontbreken van een risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). Het enkele ontbreken van een RI&E brengt volgens het hof echter niet mee dat Haga tekortgeschoten is in de zorg die van haar mocht worden verwacht voor de veiligheid van haar medewerkers, zodat ook deze grief faalt. Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.