Naar boven ↑

Rechtspraak

Gorka Salaberria Sorondo/Academia Vasca de Policía y Emergencias (Baskische politie‑ en nooddienstacademie, Spanje)
Hof van Justitie van de Europese Unie, 15 november 2016
ECLI:EU:C:2016:873

Gorka Salaberria Sorondo/Academia Vasca de Policía y Emergencias (Baskische politie‑ en nooddienstacademie, Spanje)

Richtlijn 2000/78 verzet zich niet tegen een regeling die bepaalt dat kandidaten voor bij een politiekorps openstaande agentfuncties waarbij sprake is van het verrichten van alle operationele en uitvoerende taken van dat politiekorps, de leeftijd van 35 jaar niet mogen hebben bereikt.

Salaberria Solondo betwist de rechtmatigheid van deel 2 punt 1 onderdeel c van de aankondiging van de selectieprocedure voor de Baskische politie- en nooddienstacademie, waarin is bepaald dat kandidaten die willen deelnemen aan de selectieprocedure de leeftijd van 35 jaar nog niet mogen hebben bereikt. Betrokkene, die ouder is dan 35 jaar, betoogt dat deze eis zich niet verdraagt met Richtlijn 2000/78 en de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hij stelt met name dat de gestelde leeftijdsgrens niet is onderbouwd voor zover het recht om toegang te krijgen tot overheidsfuncties wordt beperkt zonder dat daarvoor een redelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is. De verwijzende rechter overweegt dat, gelet op de hoge eisen die ten aanzien van de taken van de politie‑ en veiligheidsdiensten van de Staat gelden, het nog niet hebben bereikt van de leeftijd van 35 jaar als maximale leeftijdsgrens voor toetreding tot een politiekorps dat alle taken verricht die nodig zijn voor het bewaken van de openbare orde en de openbare veiligheid, zou kunnen worden aangemerkt als proportionele en redelijke eis en daarmee kunnen worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 2 lid 2, artikel 4 lid 1 en artikel 6 lid 1 onderdeel c van Richtlijn 2000/78. Of deze visie juist is, legt de rechter voor aan het Hof van Justitie EU.

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. In artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78 is met name bepaald dat ‘een verschil in behandeling dat op een kenmerk in verband met een van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde gronden berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is’. Uit deze bepaling blijkt dat niet de grond voor het verschil in behandeling, maar een met die grond verband houdend kenmerk een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste moet vormen (arrest van 13 november 2014, C-416/13, ECLI:EU:C:2014:2371 (Vital Pérez), punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten is een leeftijdsgebonden kenmerk en bij de taken met betrekking tot bescherming van personen en zaken, arrestatie en bewaking van daders van strafbare feiten en preventieve patrouilles kan sprake zijn van het gebruik van fysiek geweld (arresten van 12 januari 2010, C-229/08, ECLI:EU:C:2010:3 (Wolf), punt 41; 13 september 2011, C-447/09, ECLI:EU:C:2011:573 (Prigge e.a.), punt 67, en 13 november 2014, C-416/13, ECLI:EU:C:2014:2371 (Vital Pérez), punten 37 en 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Deze taken vergen naar hun aard een uitstekende fysieke geschiktheid aangezien fysieke tekortkomingen tijdens de uitoefening van de taken belangrijke gevolgen kunnen hebben, niet alleen voor de politieagenten zelf en voor derden, maar ook voor de handhaving van de openbare orde (arrest van 13 november 2014, C-416/13, ECLI:EU:C:2014:2371 (Vital Pérez), punt 40). Hieruit volgt dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten voor het verrichten van de drie in artikel 26 lid 1 van wet 4/1992 genoemde hoofdtaken van de politie van de autonome regio Baskenland, namelijk het beschermen van personen en zaken, het waarborgen van de vrije uitoefening van ieders rechten en vrijheden en het toezicht houden op de veiligheid van de burgers, voor het in het hoofdgeding aan de orde zijnde beroep kan worden aangemerkt als een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste in de zin van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78. De door de politiekorpsen van de autonome regio’s verrichte taken verschillen evenwel van die van de plaatselijke politie, welke taken aan de orde waren in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 13 november 2014 (C-416/13, ECLI:EU:C:2014:2371, Vital Pérez). Uit al het voorgaande volgt dat de werkzaamheden van agenten van de basisrang bij de politie van de autonome regio Baskenland fysiek veeleisende taken behelzen. De academie heeft tevens betoogd dat de leeftijd waarop een agent van de politie van de autonome regio Baskenland wordt aangeworven, bepaalt hoelang hij in staat zal zijn deze taken uit te voeren. Een agent die op het moment van aanwerving 34 jaar oud is, zal, gelet op de ook te volgen opleiding van ongeveer twee jaar, gedurende maximaal 19 jaar, namelijk totdat hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, voor die taken kunnen worden ingezet. Aanwerving op een leeftijd die hoger ligt, zou dus een negatief effect hebben op de mogelijkheid om voldoende agenten in te zetten voor de fysiek meest veeleisende taken. Voorts zouden bij aanwerving op een hogere leeftijd de aangeworven agenten niet lang genoeg voor die taken kunnen worden ingezet. Ten slotte, zoals de academie heeft aangegeven, vereist een degelijke organisatie van het politiekorps van de autonome regio Baskenland dat er een evenwicht is tussen het aantal fysiek veeleisende posten, waarvoor de oudste agenten niet geschikt zijn, en het aantal in dit opzicht minder veeleisende posten, welke door die agenten kunnen worden ingevuld (zie naar analogie arrest van 12 januari 2010, C-229/08, ECLI:EU:C:2010:3 (Wolf), punt 43). Verder is het zo dat, zoals de advocaat-generaal in punt 38 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de te vrezen tekortkomingen in het functioneren van de politiediensten van de autonome regio Baskenland uitsluiten dat bij selectieprocedures de organisatie van fysiek veeleisende testen op basis van rechtstreekse eliminatie een alternatieve minder vergaande maatregel zou kunnen vormen. Het doel om de politiedienst van de autonome regio Baskenland operationeel en goed functionerend te houden, vereist immers dat, wil er weer sprake zijn van een goede leeftijdsopbouw, het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten niet statisch wordt gezien, bij het plaatsvinden van de examens van de selectieprocedure, maar dynamisch, door de dienstjaren in aanmerking te nemen die de agent na zijn aanwerving zal volmaken. Een regeling als in het hoofdgeding, die bepaalt dat kandidaat-agenten van de politie van de autonome regio Baskenland de leeftijd van 35 jaar niet mogen hebben bereikt, valt, mits de verwijzende rechter zich vergewist van de juistheid van de verschillende aanwijzingen die volgen uit de door de academie bij het Hof ingediende opmerkingen en aan het Hof overgelegde stukken en die eerder zijn vermeld, dus aan te merken als een regeling die geschikt is voor het beoogde doel om de inzetbaarheid en de goede werking van de betrokken politiedienst te garanderen en die tevens niet verder gaat dan nodig is om dit doel te bereiken. Aangezien het uit die regeling voortvloeiende verschil in behandeling op grond van leeftijd krachtens artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78 geen discriminatie oplevert, behoeft niet te worden nagegaan of dit verschil in behandeling kan worden gerechtvaardigd onder verwijzing naar artikel 6 lid 1 onderdeel c van die richtlijn. Gelet op al het voorgaande dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 2 lid 2 van Richtlijn 2000/78, gelezen in samenhang met artikel 4 lid 1 van die richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling als in het hoofdgeding, die bepaalt dat kandidaten voor bij een politiekorps openstaande agentfuncties waarbij sprake is van het verrichten van alle operationele en uitvoerende taken van dat politiekorps, de leeftijd van 35 jaar niet mogen hebben bereikt.