Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/DAF Trucks N.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 18 februari 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:6890

werknemer/DAF Trucks N.V.

Nietig ontslag op staande voet. Werknemer mocht in redelijkheid menen arbeidsongeschikt te zijn, zodat van ongeoorloofde werkweigering geen sprake is. Evenmin is sprake van het grovelijk veronachtzamen van plichten uit hoofde van het dienstverband.

Werknemer is sinds april 2007 in dienst van DAF Trucks N.V. (hierna: DAF), laatstelijk in de functie van medewerker logistiek. Op 6 oktober 2014 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat werknemer per 22 oktober 2014 aangepast werk gedurende 4 uur per dag kan verrichten. Werknemer heeft dit geweigerd en een second opinion bij het UWV aangevraagd. Volgens het deskundigenoordeel is het aangeboden werk niet passend. Naar aanleiding hiervan heeft DAF werknemer werk op de afdeling Emballage aangeboden. Op 9 januari 2015 is werknemer door de bedrijfsarts volledig arbeidsgeschikt geacht voor de aangeboden werkzaamheden op de afdeling Emballage. Werknemer heeft hierop opnieuw een deskundigenoordeel aangevraagd. In afwachting hiervan heeft DAF de salarisbetaling stopgezet. Uit het tweede deskundigenoordeel volgt dat het werk als passend is te beschouwen. Werknemer heeft te kennen gegeven zijn werkzaamheden niet te hervatten. Werknemer is, na sommatie, niet op het werk verschenen, waarop DAF werknemer op staande voet heeft ontslagen wegens het hardnekkig weigeren te voldoen aan de redelijke bevelen/opdrachten van DAF c.q. het grovelijk veronachtzamen van zijn plichten uit hoofde van het dienstverband. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is en doorbetaling van loon.

De kantonrechter oordeelt als volgt. DAF heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat werknemer niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat hij bij zijn loonvordering geen deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW heeft overgelegd. De dagvaarding dateert van 25 augustus 2015. Eerst op 30 november 2015 is het derde deskundigenoordeel uitgebracht. Door werknemer is onweersproken gesteld dat de vertraging het gevolg is van aan de zijde van het UWV gelegen omstandigheden. Tegen deze achtergrond oordeelt de kantonrechter dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:629a lid 2 BW. Werknemer is ontvankelijk in zijn vordering.

De kantonrechter stelt voorop dat werkweigering of verzuim geen grond voor ontslag op staande voet oplevert, indien de werknemer ter rechtvaardiging van het werkverzuim zich beroept op arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en hij in redelijkheid heeft mogen menen arbeidsongeschikt te zijn geweest, waaraan niet afdoet dat de werkgever redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat de werknemer arbeidsgeschikt was. Werknemer mocht in het onderhavige geval redelijkerwijs menen arbeidsongeschikt te zijn. Werknemer stond sinds mei 2013 onder behandeling bij een manueel therapeut, vanwege klachten aan zijn wervelkolom. Volgens de manueel therapeut lijkt duidelijk een relatie te bestaan tussen de werkzaamheden bij DAF en het toenemen en uitbreiden van de klachten. Op 20 april 2015 heeft de internist van werknemer osteopenie en osteoporose bij hem geconstateerd. De verzekeringsarts van het UWV verklaart werknemer in september 2015 per datum ziekmelding en per datum uitdienst arbeidsongeschikt. In het (derde) deskundigenrapport van het UWV wordt door de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat het door DAF aangeboden werk niet passend is. De opdracht om op 2 maart 2015 de aangeboden werkzaamheden te hervatten was derhalve niet redelijk. Deze grond rechtvaardigt derhalve geen ontslag op staande voet. Evenmin is in dit geval sprake van het grovelijk veronachtzamen van plichten uit de arbeidsovereenkomst. Immers, werknemer had een gegronde reden om niet aanwezig te zijn op het werk; hij was ziek. Werkverzuim dat enkel aan ziekte valt te verwijten is niet aan te merken als een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 aanhef en onderdeel k BW. Door DAF is verder onweersproken gelaten dat werknemer in het kader van zijn re-integratie gehoor gegeven heeft aan elke oproep van DAF en de bedrijfsarts, dat hij op elke afspraak is verschenen en dat hij zich altijd beschikbaar heeft gehouden voor passend werk. Van grovelijke veronachtzaming van zijn verplichtingen is dan ook geen sprake. De gevorderde verklaring voor recht dat het door DAF gegeven ontslag op staande voet nietig is, wordt toegewezen. Ook de gevorderde loonbetalingen, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, worden toegewezen.