Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 19 december 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:5288
Stichting JADE Fleove/werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 1 december 2009 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Fleove. Fleove richt zich op de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s). Fleove heeft vestigingen in Almere, Deventer en Lelystad. De vestigingen kunnen bestaan uit een kinderwoongroep (KWG) en/of een kleine wooneenheid (KWE). In de vestiging Deventer is het onderdeel KWG wegens bedrijfseconomische redenen met ingang van 1 oktober 2016 gesloten. In Deventer resteert een KWE-onderdeel. Fleove heeft eind juli 2016 voor alle zestien bij de KWG-vestiging Deventer werkzame medewerkers een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV WERKbedrijf. Met uitzondering van werkneemster en twee van haar (arbeidsongeschikte) collega’s heeft het UWV toestemming verleend de arbeidsovereenkomsten op te zeggen. Het UWV heeft op 12 augustus 2016 haar toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werkneemster onthouden in verband met het opzegverbod tijdens ziekte. Fleove verzoekt ontbinding op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW jo. artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW.
Oordeel
Geen h-grond
In de onderhavige situatie is de h-grond gebaseerd op de bedrijfseconomische omstandigheden bij Fleove. Deze omstandigheden zijn te vatten onder een andere grond, te weten de a-grond. De kantonrechter komt daarom aan de beoordeling van de h-grond niet toe. De kantonrechter acht geen termen aanwezig om aan te sluiten bij de door Fleove genoemde uitspraak van de kantonrechter te Den Haag (Ktr. Den Haag 12 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:260), waarin is ontbonden op de g-grond, terwijl er bedrijfseconomische omstandigheden aan het verzoek ten grondslag lagen. Die casus is niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak, omdat in die zaak sprake was van bedrijfsbeëindiging van de feitelijke werkgever, terwijl de formele werkgever – alwaar de werknemer in dienst was, maar geen werkzaamheden voor verrichtte – bleef bestaan en bij de formele werkgever geen sprake was van bedrijfseconomische omstandigheden die noopten tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
A-grond en geen volledige bedrijfsbeëindiging
Op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel b BW kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op de a-grond, indien het UWV de toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geweigerd. Het verzoek, ter griffie ontvangen op 12 oktober 2016, is op grond van artikel 7:686a lid 4 onderdeel d BW tijdig (dat wil zeggen binnen twee maanden na de afwijzing door het UWV) gedaan, dus Fleove is ontvankelijk in haar verzoek nu het op de a-grond wordt geacht te zijn ingediend. Vast staat dat het UWV geweigerd heeft toestemming te verlenen aan Fleove om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen. Het UWV heeft die toestemming onthouden, omdat sprake is van het opzegverbod tijdens ziekte (art. 7:670 lid 1 BW). De kantonrechter is – net als het UWV – gebonden aan dit opzegverbod. Het opzegverbod tijdens ziekte geldt alleen niet ingeval sprake is van de volledige beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming (art. 7:670a lid 2 onderdeel d BW). In antwoord op het verzoek van de Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN) om bij reparatiewet de mogelijkheid te introduceren om voor een zieke werknemer, die volgens de regels van afspiegeling voor ontslag in aanmerking zou zijn gekomen, een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter te kunnen indienen, heeft de regering geantwoord dat de regering een dergelijke toezegging niet zal doen, onder verwijzing naar hetgeen zij heeft geantwoord op vragen van de leden van de D66-fractie (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 92). De wetgever heeft uitdrukkelijk beoogd dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de zieke werknemer niet meer mogelijk is bij een gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging. In dit geval is geen sprake van een volledige bedrijfsbeëindiging, aangezien de KWE-vestiging in Deventer en de vestigingen in Almere en Lelystad blijven bestaan. Fleove dient zich conform de bedoeling van de wetgever in te spannen voor de re-integratie van werkneemster. Het voorgaande leidt ertoe dat het ontbindingsverzoek dient te worden afgewezen, omdat sprake is van het opzegverbod tijdens ziekte en van volledige bedrijfssluiting in de zin van artikel 7:670a lid 2 onderdeel d BW geen sprake is. De kantonrechter begrijpt dat deze afwijzing voor Fleove dermate ingrijpend is in verband met haar financiële positie, dat zij zich genoodzaakt kan zien haar faillissement aan te vragen, maar de wet en de bedoeling van de wetgever laten een andersluidend oordeel niet toe.