Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 31 januari 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:592
Rentokil Initial B.V./werknemer c.s.
Feiten
Werknemer is in maart 1998 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Protekta Plaagdierbestrijding B.V. (hierna: Protekta), in de functie van office manager. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. In oktober 2011 hebben Protekta en werknemer een addendum getekend, waarin onder meer staat dat het concurrentiebeding komt te vervallen. De onderneming van Protekta is in 2014 door Rentokil Initial B.V. (hierna: Rentokil) overgenomen, waarbij de lopende arbeidsovereenkomst met werknemer is overgegaan. Werknemer heeft bij brief van 10 december 2016 zijn arbeidsovereenkomst met Rentokil opgezegd. Werknemer is voornemens per 1 februari 2017 in dienst te treden bij Anticimex B.V., een concurrent van Rentokil. Rentokil vordert werknemer te verbieden bij Anticimex in dienst te treden.
Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Rentokil heeft het bestaan van het addendum niet betwist. Voor zover zij zich op het standpunt stelt dat het de bedoeling van de ondertekenaars van het addendum was dat het concurrentiebeding slechts zou komen te vervallen in de situatie waarin sprake zou zijn van een overname van Protekta door een derde partij en werknemer niet mee over zou willen gaan naar deze partij, slaagt deze stelling niet. In het addendum zelf is geen enkele beperking van die strekking opgenomen (hetgeen voor de hand had gelegen), terwijl ook overigens volstrekt onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat het addendum op die wijze moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter gaat vooralsnog uit van de tekst van het addendum, waaruit volgt dat het concurrentiebeding is vervallen met ingang van 13 oktober 2011. Rentokil kan werknemer derhalve niet aanspreken op een concurrentiebeding en hem op die grond verbieden in dienst te treden bij een concurrent, in casu Anticimex. Dat het werknemer ook bij gebreke van een concurrentiebeding niet vrij zou staan in dienst te treden bij Anticimex is niet aannemelijk geworden. Dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan slecht werknemerschap, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Rentokil, acht de voorzieningenrechter evenmin voldoende aannemelijk. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rustte er evenmin een rechtsplicht op werknemer om Rentokil zelf op de hoogte te brengen van het bestaan van het addendum (voor zover hij al had moeten begrijpen dat Rentokil daarvan niet op de hoogte was). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter lag het op de weg van Rentokil, als koper, om bij de overname van Protekta, zich te vergewissen van alle bestaande werknemerscontracten, de geldende arbeidsvoorwaarden en dienaangaande bepaalde garanties af te dwingen, indien deze voor haar van wezenlijk belang waren. Indien Rentokil zo sterk hecht aan een concurrentiebeding met haar werknemers, zoals zij thans stelt, had het op haar weg gelegen daar bij de overname van Protekta waarborgen voor te treffen, bijvoorbeeld door met alle werknemers nieuwe arbeidscontracten te sluiten. Nu zij dit heeft nagelaten dient het voor haar rekening en risico te komen dat zij niet eerder op de hoogte was van het bestaan van het addendum. Volgt afwijzing van de vorderingen van Rentokil.