Rechtspraak
werkgever/werknemer
Feiten
Werknemer is in juni 2007 bij werkgever in dienst getreden in de functie van verkoper balie. Vanaf 1 april 2008 vervult hij de functie van vestigingsleider in de vestiging te Weert, waar in totaal vier werknemers werkzaam zijn. Op 25 november 2016 is werknemer opgeroepen voor een gesprek met de directie. Aan het einde van dit gesprek is werknemer per direct op non-actief gesteld. Werkgever verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen (e-grond). Werkgever stelt onder meer dat werknemer binnen de organisatie negatieve mededelingen en geruchten heeft verspreid, te weten dat de enig aandeelhouder van werkgever (hierna: mevrouw X) negatieve uitlatingen zou hebben gedaan over de directie.
Oordeel
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
De beantwoording van de vraag of mevrouw X tijdens het gesprek met werknemer negatieve uitlatingen heeft gedaan over de directie, of dat werknemer dit heeft verzonnen, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven. Werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling immers erkend dat het om een vertrouwelijk gesprek ging. Indien mevrouw X zich inderdaad heeft uitgelaten zoals werknemer stelt, heeft werknemer naar het oordeel van de kantonrechter verwijtbaar gehandeld door zaken die besproken zijn tijdens een vertrouwelijk gesprek naar buiten te brengen. Indien mevrouw X zich niet zodanig zou hebben uitgelaten, dan heeft werknemer onwaarheden over hetgeen besproken is verspreid. Daarbij acht de kantonrechter van zwaarwegend belang dat werknemer vestigingsleider is, zodat van hem meer discretie mag worden verwacht dan van een ‘gewone’ werknemer. Dit geldt temeer nu kennelijk in juli 2016 reeds onrust binnen de organisatie is geweest vanwege vergelijkbare geruchten. Van werknemer mag worden verwacht dat hij zich ervan bewust is dat het, uit hoofde van zijn functie, ontoelaatbaar is om zaken die in vertrouwen aan hem zijn verteld binnen de organisatie te verspreiden. Hetzelfde geldt voor het rondvertellen van onwaarheden. Een en ander levert naar het oordeel van de kantonrechter een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Herplaatsing in een andere functie is niet mogelijk en ligt evenmin in de rede.
Vergoedingen
Aan de voorwaarden van artikel 7:673 lid 1 BW is voldaan en er is bovendien geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, zodat de transitievergoeding aan werknemer wordt toegekend. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever is geen sprake, zodat geen aanleiding bestaat een billijke vergoeding toe te kennen.
Concurrentiebeding
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt werknemer door het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding in aanzienlijke mate beperkt om elders zijn werkzaamheden te verrichten. Het is hem immers verboden om gedurende twee jaar na het einde van het dienstverband binnen een straal van 25 kilometer rondom de gemeenten waarin werkgever gevestigd is, werkzaam te zijn binnen een bedrijf gelijksoortig aan dat van werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van werkgever onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter acht beperking van de reikwijdte tot een straal van 25 kilometer gerekend vanaf de vestiging van werkgever te Weert op zijn plaats. Ook ziet de kantonrechter aanleiding de duur van het concurrentiebeding te beperken tot één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst.
Conclusie
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, vanwege verwijtbaar handelen van werknemer, onder toekenning van de transitievergoeding. Het concurrentiebeding wordt ten aanzien van het bereik en de duur beperkt.