Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 16 mei 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:1301
werknemer/RBC Nederland B.V. en RBC Special Services B.V.
Feiten
Werknemer is voor bepaalde tijd in dienst van RBC Special Services B.V. als beveiliger. Op 8 januari 2016 is werknemer op staande voet ontslagen omdat hij verzuimd had een te beveiligen object juist af te sluiten en in strijd met de waarheid op te schrijven dat dit wel was gebeurd. In eerste aanleg heeft werknemer vorderingen jegens RBC Nederland ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verkeerde partij in rechte is betrokken en alle vorderingen afgewezen.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Rectificatie van RBC Nederland B.V. in RBC Special Services B.V.
Vast staat dat werknemer reeds bij brief van 22 januari 2016 de nietigheid heeft ingeroepen van het ontslag op staande voet. Deze brief is gericht aan RBC Nederland Bewaking, zijnde de handelsnaam van RBC Special Services B.V. RBC Special Services B.V. was derhalve op de hoogte van het verweer van werknemer tegen zijn ontslag. Werknemer heeft onweersproken aangevoerd dat het vestigingsadres van RBC Nederland B.V. en RBC Special Services B.V. hetzelfde is. RBC Nederland B.V. had redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat de vermelding van RBC Nederland B.V. in het verzoekschrift als werkgever van werknemer, berustte op een kennelijke vergissing, en dat bedoeld was RBC Special Services B.V. Deze kennelijke vergissing is mede veroorzaakt doordat RBC Special Services B.V. als handelsnaam RBC Nederland Bewaking voert. In het logo op al haar briefpapier is deze handelsnaam vermeld, waarbij het woordje ‘Bewaking’ door het kleinere lettertype minder opvalt, zodat er bij oppervlakkige lezing lijkt te staan: ‘RBC Nederland’. Het hof is met werknemer van oordeel dat RBC door een rectificatie van de in het geding betrokken procespartij niet in haar verdedigingsbelang is geschaad.
Ontslag op staande voet wegens onjuist afsluiten van beveiligingsobject en daarover te liegen
Het hof is van oordeel dat RBC voldoende gronden had om werknemer op staande voet te ontslaan. Daarbij overweegt het hof dat van een beveiligingsmedewerker als werknemer een hoge mate van integriteit mag worden verlangd. Werknemer heeft niet alleen verzuimd om het hekwerk – met behulp van een hangslot, zoals vereist – te sluiten, terwijl hem dat door de meldkamer expliciet was gevraagd, maar heeft vervolgens later op de avond desgevraagd telefonisch in strijd met de waarheid gezegd dat hij het hekwerk rond 19:00 uur wél had afgesloten en heeft bovendien in zijn dienstrapport – eveneens in strijd met de waarheid – vermeld dat hij rond 19:15 uur het hek van de SA3 naar de tweede fase had afgesloten met een kettingslot. Deze feiten en omstandigheden zijn dermate ernstig, waarbij het hof met name de mondelinge en schriftelijke onwaarheden zwaar weegt, dat het ontslag op staande voet naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd was. RBC Special Services heeft in dit verband onweersproken verwezen naar artikel 19 van de toepasselijke cao voor de Beveiligingsbranche, waarin – onder verwijzing naar het bijzondere karakter van de beveiligingsfunctie en de daarmee verbonden specifieke taken – vermeld is dat in aanvulling op artikel 7:678 BW als dringende reden in ieder geval wordt beschouwd: ‘het zich schuldig maken aan (…) bedrog en/of andere strafbare feiten (…) waardoor de werknemer het vertrouwen van de werkgever en/of zijn opdrachtgever(s) verliest.’ RBC Special Services heeft terecht aangevoerd dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Dat het ontslag op staande voet ernstige gevolgen voor werknemer heeft gehad, is onvoldoende zwaarwegend voor een ander oordeel.