Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 19 juni 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:2508
werkgever/werkneemster
Feiten
Partijen hebben de kantonrechter ex artikel 96 Rv verzocht te beoordelen of:
(a) het managementontwikkelingsproject van de Stichting voldoet aan de definitie van artikel 4 lid 2 onderdeel c van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015, namelijk ‘een opleiding is die uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan’;
(b) de kosten in verband met dit managementontwikkelingsproject in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding, op grond van de voorwaarden van artikel 4 lid 1 van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding, van 23 april 2015, te weten als ‘de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan, niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet’;
(c) de opleidingskosten, die de Stichting jaarlijks vergoedt in verband met het managementontwikkelingsproject, zijn te beschouwen als inzetbaarheidskosten in de zin van artikel 7:673 lid 6 onderdeel b BW, namelijk ‘kosten verband houdende met het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer die tijdens de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt’, te weten ten behoeve van een functie als overheidsmanager buiten de Stichting, na afloop van het dienstverband met de Stichting. De Stichting heeft gemotiveerd geconcludeerd deze vragen bevestigend te beantwoorden, werkneemster heeft gemotiveerd geconcludeerd deze vragen afwijzend te beantwoorden.
Oordeel
Vraag c: inzetbaarheidskosten in enge of ruime zin (niet aan voldaan)
Volgens de systematiek van artikel 7:673 lid 6 BW kunnen inzetbaarheidskosten op de transitievergoeding in mindering worden gebracht als deze voldoen aan de daartoe bij het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding (hierna: het besluit) gestelde voorwaarden. Vraag c wordt derhalve eerst behandeld. De vraag of de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen, inzetbaarheidskosten zijn als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 onderdeel b BW, zal niet alleen aan de hand van de tekst van artikel 7:673 lid 6 onderdeel b BW en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis beoordeeld moeten worden, maar ook aan de hand van de nota van toelichting op het besluit. De wettekst spreekt alleen over kosten die ‘bredere inzetbaarheid’ bevorderen, waarbij het blijkens de parlementaire geschiedenis gaat om bredere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt na beëindiging van het dienstverband met werkgever en het niet gaat om kennis en/of vaardigheden die in de functie die werknemer bij werkgever uitoefent ‘van waarde’ zijn. Het gaat om andere kennis en/of vaardigheden. De kantonrechter duidt de hier bedoelde inzetbaarheidskosten aan als ‘inzetbaarheidskosten in enge zin’. In de nota van toelichting wordt het begrip inzetbaarheidskosten uitgebreid. Derhalve vallen niet (meer) alleen kosten van opleidingen die leiden tot ‘verbreding’, in de zin van het verkrijging van andere kennis en/of vaardigheden, onder het begrip inzetbaarheidskosten, maar ook kosten gemoeid met ‘verbreding’, door het volgen van een opleiding waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan en waarbij het juist gaat om het verwerven van kennis en/of vaardigheden die de werknemer ook binnen de (opleidings)functie bij zijn werkgever van pas komen. Het gaat dan dus om kosten gemaakt voor het verkrijgen van kennis en/of vaardigheden die (ook) ‘van waarde’ zijn voor het functioneren bij de eigen werkgever. Dat laatste heeft de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis (aanvankelijk) juist van het begrip inzetbaarheidskosten willen uitsluiten, maar is in het kader van de totstandkoming van het besluit, in het kader van de leer-/werkovereenkomsten, alsnog toegevoegd. De kantonrechter duidt de hier bedoelde inzetbaarheidskosten aan als inzetbaarheidskosten in ruime zin. Nu de cursussen, workshops en trainingen ook hebben geleid tot een bredere inzetbaarheid van werkneemster bij de Stichting, is van inzetbaarheidskosten in enge zin geen sprake. Ook van inzetbaarheidskosten in ruime zin is geen sprake. Daartoe is vereist dat de kosten zijn gemaakt in het kader van enige leer-/werkovereenkomst die, conform de uitbreiding van het begrip inzetbaarheidskosten in de nota van toelichting, voldoet aan de criteria van artikel 4 lid 1 en 2 van het besluit. Zoals hierna uit de beantwoording van vraag a zal blijken, is daarvan geen sprake. Het antwoord op vraag c luidt dan ook dat van inzetbaarheidskosten als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 onderdeel b BW geen sprake is.
Vraag a: geen leer-/werkovereenkomst
De kern van het tussen partijen bestaande geschil is de vraag of de arbeidsovereenkomst gezien kan worden als een leer-/werkovereenkomst als bedoeld in artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit en daarmee kwalificeren als inzetbaarheidskosten in ruime zin. Daarvan is sprake als de leer/-werkovereenkomst voldoet aan artikel 4 van het besluit en de daarbij behorende nota van toelichting. Daartoe is onder meer vereist dat het managementontwikkelingsproject een opleiding betreft die ‘uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan’ (art. 4 lid 2 onderdeel c van het besluit). Gesteld noch gebleken is dat de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen alleen gevolgd kunnen worden indien de cursist een arbeidsovereenkomst heeft. De gevolgde cursussen, workshops en trainingen voldoen dan ook niet aan het vereiste van artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit. De Stichting heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat het, in het kader van de toetsing aan artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit, bij de definiëring van ‘opleiding’ niet alleen gaat om de door werkneemster gevolgde cursussen, workshops en trainingen, maar om de ‘gehele opleiding an sich’ die werkneemster gedurende haar dienstverband met de Stichting heeft gevolgd. In het besluit, noch in de daarbij behorende nota van toelichting, zijn criteria gegeven waaraan een opleiding als bedoeld in het besluit moet voldoen. Voor beantwoording van de vraag wanneer sprake is van een opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit zal aansluiting gezocht moeten worden bij hetgeen bij de totstandkoming van het besluit (kennelijk) is beoogd, tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 6 onderdeel b BW. De enkele omstandigheid dat de wetgever geen criteria heeft gegeven waaraan een opleiding moet voldoen, betekent niet dat daaraan geen eisen moeten worden gesteld. In artikel 4 lid 2 onderdeel a van het besluit wordt verwezen naar de beroepsbegeleidende leerweg, in onderdeel b naar duale opleidingen als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en het voorbeeld dat, ten aanzien van artikel 4 lid 2 onderdeel c in de nota van toelichting is genoemd, betreft de opleiding tot huisarts. Gesteld noch gebleken is dat het managementontwikkelproject van de Stichting valt onder een van de categorieën wettelijk geregeld onderwijs. Van een ‘opleiding’, in de zin van artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit, is derhalve geen sprake. Ook als de norm ‘wettelijk geregeld onderwijs’ niet bepalend is, is het managementontwikkelproject geen opleiding in de zin van het besluit. Verwezen wordt naar de definitie van de term opleiding die Wikipedia hanteert. Ook zonder dat getoetst wordt aan de norm van wettelijk geregeld onderwijs, kwalificeert het managementontwikkelproject niet als opleiding in de zin van artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit. Een ruimere invulling van het begrip ‘opleiding’ zou ook in strijd zijn met het systeem van de WWZ. Immers de transitievergoeding, voor alle werknemers die aan de voorwaarden van artikel 7:673 BW voldoen, is een van de belangrijke pijlers van de WWZ. Als vervolgens ruimhartig met de uitzonderingen die de wetgever daarop heeft geformuleerd wordt omgegaan, wordt aan het uitgangspunt van de te betalen transitievergoeding ernstig afbreuk gedaan.
Vraag b
Nu het managementontwikkelproject geen opleiding is als bedoeld in artikel 4 lid 2 onderdeel c van het besluit, kan de Stichting de kosten, verbonden aan de opleiding, niet op die grond op de transitievergoeding in mindering brengen. De omstandigheid dat de Stichting stelt in grote financiële problemen te komen, als zij de volledige transitievergoeding aan haar werknemers dient te betalen, kan niet tot een ander oordeel leiden.