Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 november 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:4160
werknemer/Dataplus
Feiten
Werknemer is op 2 maart 2017 in dienst getreden bij Dataplus. Op 31 augustus 2017 is werknemer op staande voet ontslagen. Aan het gegeven ontslag op staande voet heeft Dataplus ten grondslag gelegd dat werknemer haar heeft misleid en voorgelogen over de toedracht rondom zijn afwezigheid op 29 augustus 2018. Werknemer heeft zich op de desbetreffende dag ziek gemeld, maar Dataplus heeft daarna in de e-mailbox van werknemer een verwijderde (concept) e-mail gevonden, gedateerd op 28 augustus 2018, met nagenoeg dezelfde inhoud. Werknemer heeft geen verzoekschrift ingediend als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 jo. 7:681 lid 1 sub a BW. In eerste aanleg heeft Dataplus de kantonrechter verzocht om de gefixeerde schadevergoeding toe te kennen en een boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding. Werknemer zou namelijk aan een collega de hoogte van zijn salaris kenbaar hebben gemaakt, in strijd met het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding. In eerste aanleg worden beide vorderingen van Dataplus toegewezen, waarbij de boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding wordt gematigd. Werknemer komt op tegen de veroordeling tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en het (gematigde) boetebedrag.
Oordeel
Met grief 1 heeft werknemer aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het verweer dat er geen sprake is van een dringende reden afstuit op het ongebruikt verstreken zijn van de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW. Het hof volgt werknemer hierin. Voornoemd artikel houdt in dat binnen twee maanden na de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd een verzoekschrift tot – kort gezegd – vernietiging of een billijke vergoeding moet zijn ingediend. Het artikel staat echter niet in de weg aan de mogelijkheid voor werknemer om zich te verweren tegen een verzoek van de wederpartij. Het heeft immers alleen betrekking op de bevoegdheid tot het indienen van het verzoekschrift. Het hof dient derhalve alsnog te beoordelen of sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging. Werknemer heeft erkend dat hij de ziekmelding en de reden daarvoor had voorgewend om een geplande afspraak voor een gesprek met de beide directeuren van Dataplus uit de weg te gaan. Dat levert naar het oordeel van het hof een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Hierbij weegt mee dat het handelen van werknemer weloverwogen is geweest. Grief 1 kan derhalve niet tot vernietiging van het vonnis leiden. Met de tweede grief komt werknemer op tegen de veroordeling tot betaling van het boetebedrag. In de arbeidsovereenkomst van werknemer is met werknemer ‘uiterste geheimhouding’ overeengekomen. Dataplus heeft gesteld dat werknemer het geheimhoudingsbeding heeft overtreden door zijn collega over de hoogte van zijn inkomen te informeren. De desbetreffende collega heeft verklaard dat hij van een (andere) collega heeft vernomen dat het salaris van werknemer € 6.000 was, dat hij dit heeft nagevraagd bij werknemer en dat deze volmondig ‘ ja dat klopt’ zou hebben geantwoord. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat werknemer de stelling van Dataplus dat hij in strijd zou hebben gehandeld met het geheimhoudingsbeding onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Wel matigt de kantonrechter de boete op grond van billijkheid. Het hof volgt de kantonrechter dat de boete moet worden gematigd, maar oordeelt dat een matiging tot nihil in de gegeven omstandigheden aangewezen is. Werknemer heeft immers niet zelf de informatie over de hoogte van zijn salaris aan een ander kenbaar gemaakt, maar is alleen geconfronteerd met bekendheid van de collega met de door deze collega verkregen informatie en heeft de vraag van deze collega met betrekking tot de hoogte van zijn salaris vervolgens bevestigend beantwoord. Het vonnis van de kantonrechter wordt gedeeltelijk vernietigd, namelijk voor de veroordeling tot betaling van het boetebedrag als boete voor het overtreden van het geheimhoudingsbeding.