Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 29 augustus 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:5058
werknemer/werkgevers
Feiten
Werknemer is sinds 1 mei 2014 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst van de Vennootschap in de functie van personal assistent. X is directeur van het bedrijf. De werkzaamheden van werknemer bestonden onder meer uit alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden. X besprak wekelijks met werknemer zijn takenpakket voor de lopende week. Op maandag 14 december 2015 heeft X werknemer onder meer de opdracht gegeven om de dakgoten van de woning schoon te maken. In de uitoefening van deze werkzaamheden is werknemer vanaf een hoogte van vijf meter op de grond gevallen. Ten gevolge van de val heeft werknemer blijvend letsel opgelopen in de vorm van onder meer een partiële dwarslaesie. Werknemer heeft de kantonrechter onder meer verzocht om voor recht te verklaren dat de Vennootschap en X in persoon jegens hem aansprakelijk zijn voor de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het ongeval, alsmede de Vennootschap en X hoofdelijk te veroordelen om als voorschot op deze schadevergoeding te vergoeden een bedrag van € 100.000.
Oordeel
Aansprakelijkheid van de Vennootschap
Werknemer is op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst van de Vennootschap. Hoewel hij zijn werkzaamheden slechts voor circa 10% voor de bv verrichtte en de overige werkzaamheden voor X in privé en verweerders stellen dat de keuze om de arbeidsovereenkomst door de bv aan te laten gaan slechts is ingegeven door fiscale motieven, kan de conclusie geen andere zijn, dan dat de Vennootschap de (formele) werkgever is. Op die bv rusten dan ook de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7:658 leden 1 en 2 BW. Dat het ongeval zich heeft voorgedaan bij het uitvoeren van een opdracht die slechts eenmaal per jaar werd gegeven en die niet behoorde tot de reguliere werkzaamheden, zoals de Vennootschap stelt, kan haar niet baten. In de arbeidsovereenkomst is immers bepaald in artikel 2 dat de werkgever van de werknemer kan verlangen ook andere werkzaamheden dan die welke tot een normale uitoefening van de functie behoren te verrichten. De Vennootschap is dan ook aansprakelijk voor de door werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden geleden schade, tenzij door haar wordt aangetoond dat zij haar zorgverplichtingen is nagekomen. Dat is evenwel niet het geval. Vast staat dat aan werknemer geen (adequate) werkinstructies zijn gegeven met betrekking tot het schoonmaken van de dakgoten, dat aan hem geen hulpmiddelen ter beschikking zijn gesteld om het valgevaar tijdens de schoonmaakwerkzaamheden van de (schuine) dakgoten te voorkomen dan wel te beperken en dat geen toezicht is gehouden. De geciteerde opmerking die werknemer tijdens het verhoor van de Arbeidsinspecteur heeft gemaakt, te weten ‘De heer X zou nooit tegen mij zeggen om via een trapje het dak op te gaan. Zeker weten! Hij was daar boos over’, ondersteunt niet het thans ingenomen standpunt dat werknemer bewust roekeloos c.q. hoogst onvoorzichtig heeft gehandeld. Hieruit kan (slechts) worden afgeleid dat werknemer zijn werk zo goed mogelijk heeft willen uitvoeren en daarbij de keuze heeft gemaakt om een huishoudtrapje op het dak te leggen.
Aansprakelijkheid van X in privé
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het onderhavige geval aanleiding om ook X in privé aansprakelijk te houden voor de gevolgen van het ongeval. De omstandigheden leiden de kantonrechter tot de conclusie dat er ook tussen X in privé en werknemer sprake is van een arbeidsovereenkomst. Aan alle criteria daarvoor wordt voldaan. Werknemer verrichtte, zoals beide partijen van aanvang aan voor ogen stond, het overgrote deel van zijn werkzaamheden voor X in privé. Er is sprake van een gezagsverhouding. Dat het loon door de bv werd betaald doet in dit verband niet ter zake. Aan die keuze liggen slechts fiscale motieven ten grondslag. Aldus houdt de kantonrechter het ervoor dat werknemer de arbeidsovereenkomst met twee werkgevers is aangegaan. Ook X in privé heeft zich in het kader van de arbeidsovereenkomst te houden aan de bepalingen van artikel 7:658 lid 1 en 2 BW. Op dezelfde gronden als hiervoor bij de aansprakelijkheid van de bv aan de orde zijn gekomen, is de heer X in privé aansprakelijk: aan de zorgverplichtingen is niet, althans onvoldoende voldaan en van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer is geen sprake. De kantonrechter zal voor recht verklaren dat zowel de Vennootschap als X in persoon, gelet op artikel 6:102 BW hoofdelijk, jegens werknemer aansprakelijk zijn voor de materiële en immateriële schade die werknemer heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het hem op 16 december 2015 overkomen ongeval.
Voorschot
De kantonrechter zal het verzoek om de Vennootschap en de heer X hoofdelijk te veroordelen aan werknemer een voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade te betalen, toewijzen, zij het voor een lager bedrag dan gevorderd. Gelet op al hetgeen over de schade naar voren is gekomen enerzijds en op het feit dat reeds een voorschot van € 25.000 is betaald anderzijds, acht de kantonrechter het aangewezen een voorschot op de schadevergoeding van € 75.000 toe te wijzen.