Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Ortec B.V.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 10 november 2017
ECLI:NL:RBNNE:2017:5004

werknemer/Ortec B.V.

Voldoende grond voor werkgever om werknemer uit eigen functie te ontheffen, onder gelijktijdige aanbieding van een soortgelijke functie zonder managementtaken, met behoud van alle arbeidsrechtelijke voorwaarden.

Feiten

Werknemer is op 1 mei 2001 bij (de rechtsvoorganger van) Ortec in dienst getreden in de functie van projectmanager. Werknemer is in mei 2017 door Ortec ontheven uit zijn functie als Manager CFU van de afdeling Health Care wegens disfunctioneren. Aansluitend is werknemer de functie Senior Accountmanager aangeboden, met dezelfde arbeidsrechtelijke modaliteiten maar zonder managementtaak. De vordering van werknemer ziet op een wedertewerkstelling in de functie van Manager Health Care.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat Ortec haar beslissing om werknemer uit zijn managementfunctie te zetten voldoende en op adequate wijze heeft onderbouwd en aangetoond. De kritiek is geconcretiseerd en ook aantoonbaar meermalen met werknemer gedeeld. Dat Ortec – zoals werknemer stelt – hem rücksichtlos uit zijn functie zou hebben gehaald, is de kantonrechter niet gebleken. Integendeel, de verklaringen van de leidinggevenden, zowel schriftelijk ingediend als ter zitting toegelicht, en het handelen van Ortec getuigen eerder van een forse dosis empathie. Om die reden stelt Ortec ook verder met werknemer te willen, zij het niet langer in een managementfunctie aangezien hij daarin aantoonbaar niet langer voldoet. De kantonrechter hecht in dat verband in het bijzonder aan de verklaring van leidinggevende A, die Ortec in het geding heeft gebracht, waarin de kritiek op de leidinggevende kwaliteiten van werknemer in de complexer wordende omgeving gedetailleerd en op overtuigende wijze is beschreven. De kantonrechter betrekt bij deze beoordeling ook dat Ortec werknemer een vervangende functie heeft aangeboden. Hoewel partijen de kantonrechter niet expliciet ter beoordeling hebben voorgelegd of het ook een passende functie betreft, lijkt dit – evenzeer voorlopig oordelend – in de gegeven omstandigheden wel het geval te zijn. De kantonrechter wijst de vordering af.