Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Y
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 2 februari 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:1077

X/Y

Praktijkleerovereenkomst is geëindigd op 15 oktober 2017 en direct daarop aansluitend is een arbeidsovereenkomst ontstaan. Geloofwaardigheid werkneemster in twijfel getrokken wegens schending waarheidsplicht ex artikel 21 Rv.

Feiten

X is op 6 september 2015 gestart met de opleiding 'Natuur en groene ruimte' aan het Citaverde College (hierna: Citaverde) te Heerlen. Het betreft een mbo-opleiding niveau 4. De opleiding bestaat uit een dag theorie en vier dagen beroepspraktijkvorming. Het onderdeel beroepspraktijkvorming heeft X ingevuld door werkzaamheden als hovenier te verrichten bij Y. Daartoe is een ‘praktijkovereenkomst’ opgesteld met een looptijd van 1 augustus 2015 tot 31 augustus 2017. Nadat X op 3 juli 2017 haar diploma heeft behaald, is zij na 3 juli 2017 en ook na 31 augustus 2017 bij Y blijven werken. Met ingang van 1 november 2013 is Y ontbonden. Op 10 oktober 2017 heeft X aan Y gevraagd waarom zij niet langer te werk wordt gesteld. Y heeft in reactie hierop aangegeven dat er geen leerovereenkomst tussen partijen bestaat. X vordert thans loondoorbetaling over twee perioden. Aan de vordering legt zij ten grondslag dat de praktijkleerovereenkomst per 3 juli 2017 is geëindigd en dat direct daarop aansluitend een arbeidsovereenkomst is ontstaan, omdat zij na 3 juli 2017 voor Y is blijven werken.

Oordeel

Eerste en tweede praktijkleerovereenkomst

De stelling van X dat de praktijkleerovereenkomst per 3 juli 2017 is geëindigd en dat direct daarop aansluitend een arbeidsovereenkomst is ontstaan, wordt door de kantonrechter verworpen. Hierbij wordt van belang geacht dat de praktijkleerovereenkomst met ingangsdatum 1 augustus 2015 de einddatum 31 augustus 2017 vermeldt. Daarnaast vermeldt deze overeenkomst niet dat deze eindigt door het behalen van een diploma. Voor zover X tussen 3 juli en 31 augustus 2017 voor Y heeft gewerkt, heeft zij dit dus onder de werking van de praktijkleerovereenkomst gedaan. X voert voorts aan dat zij na het behalen van haar diploma en na het eindigen van haar opleiding voor Y is blijven werken en wel in een nieuwe functie als uitvoerder. In dit verband stelt X ook dat zij per 1 augustus 2017 niet aan een nieuwe opleiding is begonnen en dat aldus sprake is van een arbeidsovereenkomst met Y. De voornoemde stelling is echter door Y gemotiveerd betwist, zodat op zitting is komen vast te staan dat X per 1 augustus 2017 is begonnen aan een vervolgopleiding, waarvoor zij ook het onderdeel beroepspraktijkvorming dient in te vullen. De kantonrechter neemt dan ook aan dat zij dit onderdeel heeft ingevuld met haar werkzaamheden voor Y, welke eveneens op basis van een praktijkleerovereenkomst zijn verricht.

Einddatum tweede praktijkleerovereenkomst; arbeidsovereenkomst

Y heeft op zitting gesteld dat in overleg met Citaverde en X was afgesproken dat de nieuwe praktijkleerovereenkomst slechts zou lopen tot 15 oktober 2017, omdat Y voor de vervolgopleiding geen geschikte praktijkplek kon bieden. Om te voorkomen dat X de opleiding niet kon volgen is haar om die reden tijdelijk werk bij Y aangeboden. X heeft de juistheid van dit betoog betwist, maar de kantonrechter beziet deze betwisting met argwaan, aangezien X het eerder niet erg nauw nam met de verplichting om de kantonrechter juist en volledig te informeren. Die argwaan wordt versterkt door een brief van Citaverde, waaruit blijkt dat partijen inderdaad hebben afgesproken dat de praktijkleerovereenkomst op 15 oktober 2017 zou eindigen. Omdat Y dit niet heeft betwist, staat vast dat X recht heeft op loon over de periode 1 september 2017 tot en met 15 oktober 2017.