Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 13 maart 2018
ECLI:NL:RBNNE:2018:1232
werknemer/Anker Stuy Verven B.V.
Feiten
Werknemer is op 13 februari 2012 in dienst getreden bij ASV in de functie van Hoofd Laboratorium Research en Development (hierna: R&D). Werknemer is (gepromoveerd) organisch-fysisch chemicus, gespecialiseerd in de colloïdale chemie (kort gezegd: systemen bestaande uit een mengsel van water en vetten, waaronder verf, coatings en pasta's). In de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudings- en concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met ASV bij brief van 1 december 2017 opgezegd tegen 1 maart 2018. Kernvraag is of werknemer door op korte termijn bij Van Wijhe in dienst te treden het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding overtreedt. Werknemer vordert schorsing van het concurrentiebeding.
Oordeel
De arbeidsovereenkomst is voor 1 januari 2015 tot stand gekomen, zodat op grond van de Overgangsbepaling XXIIc van de Wet werk en zekerheid artikel 7:653 (oud) BW van toepassing is zoals dat voor 1 januari 2015 luidde. Naar het oordeel van de kantonrechter kan er, gelet op deze wederzijdse belangen, met een aanmerkelijke mate van zekerheid van worden uitgegaan dat de bodemrechter het beding niet (geheel) in stand zal laten. Hiertoe is het volgende redengevend. Dat werknemer over specifieke commerciële bedrijfsgegevens behorend bij het door ASV te beschermen bedrijfsdebiet beschikt, is in onvoldoende mate gebleken. De rol van het – in geringe frequentie bijeenkomend – MT was daarvoor minder van belang dan door ASV geschetst, terwijl niet is weersproken dat klantspecifieke informatie juist in een verkoopoverleg plaatsvond, waaraan werknemer niet deel nam. Werknemer betwist over de gedetailleerde recepturen, waarop ASV doelt, te beschikken, stellende dat deze informatie is opgeslagen in een afgeschermde database, die te omvangrijk is om te onthouden en waartoe hij niet langer toegang heeft. Dit is door ASV onvoldoende weersproken, terwijl gesteld noch gebleken is dat werknemer bedoelde gegevens voor zijn uitdiensttreding heeft gekopieerd. Bovendien wordt deze kennis 'gedekt' door het geheimhoudingsbeding, waaraan werknemer zich – ook ter zitting – expliciet heeft gecommitteerd. Voorts is onvoldoende weersproken dat ASV en Van Wijhe weliswaar beide actief zijn in de verfbranche, maar ieder in een ander segment van de markt opereren. Daarnaast is onweersproken gesteld dat de TIFA-markt een weinig flexibele markt betreft in verband met het tijdrovende en kostbare KOMO-certificeringstraject bij een overstap naar een ander systeem of product, los van het feit dat gemiddeld elk half jaar een nieuwe (verbeterde) versie van de recepturen wordt ontwikkeld. Daar komt bij dat onweersproken is gesteld dat recepturen van ASV niet simpelweg gemengd kunnen worden met recepturen van Van Wijhe. Dit beperkt dan ook de concurrentiegevoeligheid van (de kennis van) deze recepturen. De kantonrechter zal daarom het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang gedeeltelijk schorsen, namelijk voor zover dit ziet op de indiensttreding van werknemer bij Van Wijhe en met dien verstande – zoals aan de zijde van werknemer (en Van Wijhe) aangeboden – dat de reikwijdte van het concurrentiebeding wordt beperkt tot de zogenoemde TIFA-markt voor de duur van zes maanden.