Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Soldij Payrolling B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 28 augustus 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:14009

werknemer/Soldij Payrolling B.V.

Vervolg op AR 2018-1323. Werkgever slaagt niet in bewijslevering dat werkzaamheden werknemer bij de inlener waren weggevallen. Op werkgever rust dan ook een loondoorbetalingsverplichting tot einddatum arbeidsovereenkomst. Arbeidsomvang gebaseerd op artikel 7:610b BW.

Feiten

Werknemer is in 2017 voor een periode van 26 weken in dienst getreden bij Soldij Payrolling B.V. (hierna: Soldij). Deze arbeidsovereenkomst is na afloop onder dezelfde voorwaarden voor dezelfde periode verlengd. De overeengekomen arbeidsduur bedroeg minimaal één uur per kwartaal. Op grond van genoemde arbeidsovereenkomsten heeft Soldij werknemer ter beschikking gesteld aan Myview Trading B.V. (hierna: de inlener), een onderneming die kunstgrasvelden aanlegt. Op de arbeidsovereenkomsten is de NBBU-cao (hierna: de cao) van toepassing verklaard, met uitzondering van de bepaling dat in afwijking van artikel 13 van de cao het uitzendbeding niet van toepassing is. In de arbeidsovereenkomst is vermeld dat deze van rechtswege zal eindigen na 26 gewerkte weken of bij het wegvallen van werkzaamheden bij de inlener. De arbeidsovereenkomst bevindt zich in ‘Fase 2’ als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de cao. Daarbij geldt op grond van de cao dat Soldij geen loondoorbetalingsverplichting meer heeft als het werk is weggevallen en er daardoor geen werkzaamheden zijn verricht. Op 22 november 2017 heeft Soldij aan werknemer te kennen gegeven dat hij niet meer zal worden opgeroepen voor werkzaamheden bij de inlener. Thans is in geschil in hoeverre op Soldij de verplichting rust om over de nog resterende periode van de arbeidsovereenkomst loon door te betalen. Bij tussenbeschikking (zie AR 2018-1323) is Soldij in de gelegenheid gesteld nader bewijs te leveren van haar stelling dat het werk van werknemer bij de inlener was weggevallen na 17 november 2017.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de vier aanvullende producties van Soldij niet worden afgeleid dat er na 17 november 2018 geen werk meer voor werknemer was. Productie 7 betreft alleen de mededeling van de inlener aan Soldij dat werknemer op 17 november 2017 zijn laatste werkdag had gehad, maar de reden daarvan ontbreekt. Producties 8 en 9 betreffen slechts de tekst van artikel 23 van de CAO voor uitzendkrachten en respectievelijk een loonstrook van de heer X, werkzaam voor de inlener, waaruit blijkt dat deze in december 2017 zowel gewerkt heeft als 70,61 uur vakantie heeft opgenomen. Ten slotte betreft productie 10 een urenoverzicht van uren die de inlener heeft ingeleend. Uit geen van deze producties valt af te leiden dat er na 17 november 2018 geen werk meer was. Sterker nog, uit de producties blijkt dat er wél werk was. Immers, de heer X heeft na 17 november 2017 nog voor de inlener gewerkt. Ook uit de overgelegde verklaring van de heer X kan niet worden afgeleid dat de werkzaamheden van werknemer waren beëindigd. X heeft juist verklaard dat er ten minste één installateur het gehele jaar werkzaam is. Dat in dat kader niet voor werknemer is gekozen door de inlener is wellicht vanuit bedrijfsvoeringsoptiek begrijpelijk (werknemer is minder ervaren dan de heer X), maar toont niet aan dat er geen werk meer was bij de inlener. Soldij is al met al niet geslaagd in haar bewijsvoering. De kantonrechter bepaalt dan ook dat op Soldij een loondoorbetalingsverplichting rust over de periode van 22 november 2017 tot einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.