Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 januari 2019
ECLI:NL:GHAMS:2019:73
Orthocenter B.V./werknemer
Feiten
Tot eind 2012 bestond het bestuur van Orthocenter uit werknemer, als statutair directeur in het bijzonder belast met operationeel management, en statutair directeur 2, als algemeen statutair directeur in het bijzonder belast met onder meer financiële en administratieve zaken. Sinds december 2012 is werknemer niet langer lid van het bestuur. Werknemer heeft vanaf 1987 werkzaamheden voor Orthocenter verricht en was op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst als statutair directeur van Orthocenter werkzaam. Op grond van een separate schriftelijke arbeidsovereenkomst was werknemer daarnaast werkzaam als vestigingsmanager (VM) van de vestiging Heerhugowaard. Bij brief van 1 juni 2004 heeft werknemer aan Orthocenter geschreven zijn arbeidsovereenkomst als VM Heerhugowaard per 1 juni 2004 te beëindigen. Wingman heeft in opdracht van Orthocenter een rapport uitgebracht. Orthocenter heeft werknemer aansprakelijk gesteld voor het declareren van aanvullende werkzaamheden terwijl die niet met de RvC van Orthocenter zijn overeengekomen en werknemer tevens verzocht om een schadevergoeding. Orthocenter vordert acht jaar lang toegekende extra vergoedingen terug, op grond van ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en onrechtmatige daad. In eerste aanleg werd het beroep op rechtsverwerking gehonoreerd en zijn de vorderingen afgewezen.
Oordeel
Het door Orthocenter gevorderde betreft de terugbetaling van de aan werknemer als VM en orthodontist over de jaren 2004 tot en met 2011 toegekende vergoedingen. Vooropgesteld wordt dat Orthocenter in 2003 twee separate arbeidsovereenkomsten heeft gesloten met werknemer, te weten één voor de functie van statutair (operationeel) directeur van Orthocenter en één voor de functie van VM voor de vestiging Heerhugowaard. Uit de functieomschrijvingen in beide arbeidsovereenkomsten volgt duidelijk dat de werkzaamheden van statutair directeur en die van VM van verschillende aard zijn. Hieruit volgt dat partijen een duidelijke scheiding hebben aangebracht tussen de functie van werknemer als bestuurslid en de functie als VM/patiëntbehandelaar. In het licht van het voorgaande valt de stelling van Orthocenter dat de invalwerkzaamheden van werknemer als orthodontist/patiëntbehandelaar tot zijn takenpakket als statutair bestuurder behoorden, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te begrijpen en wordt deze verworpen. Voor het verrichten van invalwerkzaamheden was nodig dat Orthocenter daartoe opdracht gaf. Daarbij was niet bepaald dat – anders dan in de arbeidsovereenkomst als statutair directeur – goedkeuring nodig was van de RvC. Uit de stukken volgt dat werknemer is ingezet om invalwerkzaamheden te verrichten in de praktijken IJmond en Alkmaar en dat hij dit met statutair directeur 2 heeft besproken. Als algemeen statutair directeur van Orthocenter was statutair directeur 2 bevoegd afspraken te maken met werknemer aangaande invalwerkzaamheden. Anders dan Orthocenter stelt, was voor het opdragen van deze werkzaamheden de goedkeuring van de RvC in beginsel niet vereist. Onwetendheid van de RvC met de invalwerkzaamheden van werknemer en de in verband daarmee aan hem toegekende vergoeding kan door Orthocenter dan ook niet aan werknemer worden tegengeworpen. Op grond van de arbeidsovereenkomst VM moest werknemer aan statutair directeur 2 rapporteren. Vast staat dat werknemer zijn declaraties indiende bij de controller en dat de controller deze vervolgens ter goedkeuring voorlegde aan statutair directeur 2. Statutair directeur 2 heeft erkend dat hij van de desbetreffende betalingen wist. Werknemer heeft onweersproken aangevoerd dat hij vrij was zijn tijd als statutair directeur in te delen en dat hij de directiewerkzaamheden op andere tijdstippen verrichtte dan zijn werkzaamheden als VM. Daarbij komt dat niet is gesteld of gebleken dat werknemer zijn directiewerkzaamheden niet of niet naar behoren verrichtte. De conclusie uit het voorgaande is dat werknemer, naast zijn werkzaamheden als statutair directeur, gedurende de jaren 2004 tot en met 2011 in opdracht van Orthocenter – die in dezen vertegenwoordigd werd door statutair directeur 2 – invalwerkzaamheden heeft verricht als VM/orthodontist in diverse praktijken van Orthocenter. De voor deze invalwerkzaamheden betaalde vergoedingen zijn door de controller met statutair directeur 2 afgestemd en vervolgens in de jaarstukken opgenomen. De desbetreffende betalingen zijn gedaan op basis van tussen partijen gemaakte afspraken en behoeven dus niet te worden terugbetaald. De vorderingen van Orthocenter zouden naar het oordeel van het hof ook niet voor toewijzing in aanmerking komen als de grieven van Orthocenter zouden slagen.