Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 21 december 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:12182
werkgeefster/werknemer
Feiten
Werknemer is op 11 september 2011 bij werkgeefster in dienst getreden en vervult thans de functie van allround medewerker productie. Werknemer is op 27 augustus 2018 op staande voet ontslagen. Bij verzoekschrift ingediend op 24 oktober 2018 heeft werknemer onder meer verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. Bij beschikking van heden heeft de kantonrechter alle verzoeken afgewezen. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter voorwaardelijk – namelijk voor het geval het ontslag op staande voet in eerste aanleg geen stand houdt – de tussen haar en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a in verbinding met artikel 7:669 lid 3 sub e en g BW.
Oordeel
Bij beschikking van heden is in de zaak tussen partijen geoordeeld dat onder meer het verzoek van werknemer om vernietiging van het ontslag op staande voet is afgewezen. Het dienstverband tussen partijen is dan ook door het ontslag op staande voet van 27 augustus 2018 geëindigd. Nu de verzoeken van werknemer zijn afgewezen en het ontslag op staande voet derhalve in stand is gebleven, is voornoemde voorwaarde niet ingetreden. Het verzoek behoeft daarom geen bespreking en wordt afgewezen.