Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 april 2020
ECLI:NL:GHAMS:2020:1095
Feiten
Werknemer is sinds 27 mei 2003 bij (een rechtsvoorgangster van) Securitas Beveiliging B.V. (hierna: Securitas) in dienst. Laatstelijk vervulde werknemer de functie van beveiliger. Op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de cao mag Securitas een werknemer alleen tewerkstellen indien hij of zij beschikt over toestemming van de korpschef van de politie om beveiligingswerkzaamheden te verrichten (een zogenoemde ‘grijze pas’). Op 20 januari 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld. De psychiater, bij wie werknemer eerder in behandeling was voor depressieve klachten, heeft op 23 januari 2017 bij werknemer de diagnose Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) gesteld. Op 2 maart 2017 is werknemer op arbeidstherapeutische basis aan het werk gegaan. In het verslag van het spreekuur op 8 maart 2017 heeft de bedrijfsarts onder meer geadviseerd dat werknemer de hervatting in eigen werk voor 50% kan handhaven en per 13 maart 2017 volledig arbeidsgeschikt zijn eigen werkzaamheden kan hervatten. De grijze pas van werknemer was geldig tot en met 23 april 2017. De behandeling van de aanvraag tot verlenging van de grijze pas heeft vertraging opgelopen wegens nader politieonderzoek omdat werknemer eind 2016 betrokken was geweest bij een vechtpartij. Met ingang van 24 april 2017 heeft werknemer zijn werkzaamheden gestaakt en heeft Securitas de loonbetalingen aan werknemer gestopt omdat werknemer niet ingezet kon worden voor werkzaamheden zonder toestemming van de korpschef. Op 12 juni 2017 heeft de korpschef aan Securitas het voornemen kenbaar gemaakt om zijn toestemming ten behoeve van werknemer niet te verlenen. Op 12 juni 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld. Securitas heeft werknemer per brieven van 14 en 21 juni 2017 bericht dat Securitas vanaf 23 april 2017 niet langer gehouden was hem loon door te betalen zolang hij niet inzetbaar is voor werkzaamheden wegens het niet beschikken over een geldige grijze pas. Op 12 september 2017 is werknemer op het spreekuur van de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) geweest in het kader van een door hem gevraagd deskundigenoordeel. In de hiervan opgemaakte rapportage is onder meer vermeld dat werknemer per/sinds 20 januari 2017 als doorlopend volledig arbeidsongeschikt kan worden gezien. De kantonrechter heeft de loonvordering van werknemer afgewezen De grieven richten zich in de kern tegen het oordeel van de kantonrechter dat de oorzaak van het feit dat werknemer zijn werkzaamheden op en na 24 april 2017 niet langer kon verrichten, gelegen is in het niet beschikken over een geldige grijze pas en niet in de door werknemer als oorzaak van het niet kunnen werken gestelde arbeidsongeschiktheid.
Oordeel
Werknemer heeft zich ter onderbouwing van zijn stelling dat hij op 24 april 2017 arbeidsongeschikt was, beroepen op het deskundigenoordeel van het UWV van 15 september 2017. Het hof volgt hem hierin niet. Het aan het deskundigenoordeel ten grondslag liggende onderzoek ziet blijkens de overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportage op de vraag of werknemer ‘per geschildatum 20-01-2017 geschikt (is) te achten voor het eigen werk’. Tussen partijen was – en is – echter geenszins in geschil dat werknemer op die datum arbeidsongeschikt was. In de rapportage wordt geconcludeerd: ‘Cliënt is per/sinds geschildatum 20-01-2017 niet geschikt te achten voor het eigen werk. (…)’. Het hof stelt vast dat de verzekeringsarts blijkens de rapportage heeft aangenomen dat de werkhervatting door werknemer in maart/april 2017 is mislukt. Onduidelijk is op welke informatie, anders dan informatie afkomstig van werknemer zelf, dit oordeel gebaseerd is. Kennelijk is de verzekeringsarts eraan voorbij gegaan dat de bedrijfsarts werknemer per 13 maart 2017 arbeidsgeschikt achtte voor zijn eigen werkzaamheden en dat werknemer daadwerkelijk gedurende de periode van 14 maart 2017 tot 24 april 2017 heeft gewerkt. Het deskundigenoordeel lijkt daarom niet – mede – gebaseerd te zijn op (volledige) informatie, afkomstig van (de bedrijfsarts van) Securitas. Werknemer heeft zich ook beroepen op de rapportage van een psycholoog van 9 april 2019. Uit deze rapportage komt het beeld naar voren van doorlopende psychische problemen vanaf 2006. Naast de PTSS noemt de psycholoog een recidiverende depressie. De psycholoog achtte het aannemelijk dat beide aanleiding hebben gegeven tot het incident in 2016. Het hof acht deze rapportage ontoereikend ter onderbouwing van werknemers stellingen omdat de daarin opgenomen conclusies gelet op het ontbreken van een inzichtelijke onderbouwing daarvan het hof arbitrair voorkomen. Daartoe wordt overwogen dat de rapportage zonder enige betrokkenheid van (de bedrijfsarts of medisch adviseur van) Securitas is opgesteld en – behoudens twee brieven van zijn andere psycholoog van 5 maart 2014 en 18 juli 2017 waarin kennelijk diagnoses zijn genoemd – uitsluitend lijkt te zijn gebaseerd op wat werknemer zelf aan deze psycholoog heeft verteld. Het hof concludeert dat werknemer op en na 24 april 2017 niet arbeidsongeschikt wegens ziekte is geweest voor de bedongen werkzaamheden.