Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever 1 en 2
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 juni 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:5255
Vordering tot betaling van achterstallig loon afgewezen omdat het onduidelijk is of sprake is van overgang van onderneming. In kort geding is geen plaats voor nadere bewijslevering.

Feiten

Werkgeefster 1 is gespecialiseerd in het vervoer van bloemsierteelt over de weg. Werkgeefster 2 houdt zich bezig met het vervoer van bloemen en planten, alsook met ladingen met pallets, glaswerk, keramiek, potten, enzovoort. Werknemer is per 13 april 2009 in dienst getreden bij werkgeefster 1. Begin januari 2020 heeft werkgeefster 1 aan werknemer gemeld dat zij een aantal klanten en vrachtwagens aan werkgeefster 2 zou hebben overgedragen. Omdat werkgeefster 1 geen werk meer voor werknemer zou hebben, verwachtte zij dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst met werkgeefster 1 zelf zou opzeggen. Werknemer diende zich tot werkgeefster 2 te wenden. Sindsdien is werknemer door werkgeefster 1 niet meer opgeroepen om werkzaamheden te verrichten. Op 24 januari 2020 heeft werknemer zich tot werkgeefster 2 gewend. Laatstgenoemde heeft op 4 februari 2020 ontkend dat sprake zou zijn van overgang van onderneming alsmede dat de arbeidsovereenkomst van werknemer op haar zou zijn overgegaan. Werknemer vordert in deze procedure betaling van achterstallig loon door werkgeefster 1 en hoofdelijk werkgeefster 2.

Oordeel

Allereerst overweegt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst van werknemer niet tot een einde is gekomen en nog steeds voortduurt. In geschil is echter of werkgeefster 1 dan wel werkgeefster 2 als werkgever van werknemer dient te worden aangemerkt en gehouden is het salaris te voldoen. Daarvoor dient de kantonrechter te beoordelen of sprake is geweest van een overgang van onderneming. De kantonrechter is van oordeel dat dit op basis van de door partijen overgelegde stukken en de zitting, zonder nader onderzoek, niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Op veel punten bestaat nog onduidelijkheid. Zo ontbreekt een op schrift gestelde (overname)overeenkomst tussen werkgeefster 1 en werkgeefster 2. Daarnaast leveren de door werkgeefster 1 en werkgeefster 2 naar voren gebrachte punten een tegenstrijdig beeld op. Enerzijds bestaan aanwijzingen dat sprake is van overgang van onderneming en staat vast dat werkgeefster 2 klanten en vrachtwagens heeft overgenomen. Maar anderzijds zijn niet alle werknemers van werkgeefster 1 door werkgeefster 2 overgenomen. Verder is het onduidelijk of werkgeefster 2 het gehele klantenbestand heeft overgenomen en staat niet vast hoeveel vrachtwagens zijn overgedragen. Evenmin is gebleken dat werkgeefster 2 een overnamesom voor een bedrijfsonderdeel van werkgeefster 1 heeft betaald en dat zij andere materiële activa dan vrachtwagens van werkgeefster 1 heeft overgenomen. Onvoldoende inzichtelijk is daarnaast in hoeverre de activiteiten die thans nog door werkgeefster 1 worden verricht al dan niet vallen onder het bedrijfsonderdeel vervoer van bloemsierteelt, dat zij stelt te hebben overgedragen. Naast de omstandigheid dat het al dan niet bestaan van een overgang van onderneming niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, bestaat voorts onduidelijkheid over de vraag of werkgeefster 1 werknemer deugdelijk heeft geïnformeerd over de (voorgenomen) overgang van onderneming, nu dit door werknemer is betwist. Gelet op al het voorgaande is nadere bewijslevering nodig. Aangezien een kort geding zich echter niet leent voor nader onderzoek, dienen de vorderingen van werknemer te worden afgewezen.