Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 3 december 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:10742
Feiten
Werkneemster heeft bij dagvaarding betaling van € 17.279,90 bruto aan salaris gevorderd. Na wijziging van haar eis heeft werkneemster ook betaling van salaris tot de einddatum van het dienstverband gevorderd, heeft zij verzocht de arbeidsovereenkomst met Boonstra Beheer te ontbinden en heeft zij gevorderd dat Boonstra Beheer wordt veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 1.576,99 bruto en een billijke vergoeding van € 6.307,96 bruto. Boonstra Beheer heeft de vordering van werkneemster betwist. Boonstra Beheer heeft ook verschillende tegenvorderingen ingediend, onder meer om werkneemster te veroordelen tot betaling van € 19.769,29 aan ‘openstaande Rekening Courant’ en om werkneemster te verbieden om bedrijfsinformatie en adressen van Boonstra Beheer te gebruiken en te verspreiden.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat werkneemster niet alleen werknemer, maar ook (statutair) bestuurder is of is geweest van Boonstra Beheer. Volgens de notulen van 5 januari 2016 van de algemene vergadering van aandeelhouders van Boonstra Beheer is werkneemster in dienst genomen als administrateur en in een akte van 29 januari 2016 is werkneemster door de algemene vergadering van aandeelhouders van Boonstra Beheer tot bestuurder benoemd. Volgens die akte is werkneemster ook voor 5% aandeelhoudster van Boonstra Beheer. De vorderingen en verzoeken van werkneemster zijn allemaal gebaseerd op de stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen haar en Boonstra Beheer. Volgens artikel 2:241 van het Burgerlijk Wetboek neemt de rechtbank kennis van alle rechtsvorderingen betreffende de overeenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder, ook van de verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en niet de kantonrechter. Dat betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen en verzoeken van werkneemster en dus niet bevoegd is de zaak te behandelen. Daaraan doet niet af de stelling van Boonstra Beheer dat werkneemster is ontslagen als bestuurder. Ook als het gaat om een vordering of een verzoek van een voormalig bestuurder is de rechtbank bevoegd en niet de kantonrechter. Daarbij komt dat werkneemster betwist dat zij (rechtsgeldig) is ontslagen als bestuurder. Ook ten aanzien van de tegenvordering van Boonstra Beheer geldt dat de kantonrechter niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, omdat die vordering kennelijk mede voortvloeit uit een overeenkomst tussen Boonstra Beheer als vennootschap en werkneemster als bestuurder. Verder ziet die tegenvordering deels op vorderingen van onbepaalde waarde en zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat deze geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000, zodat de kantonrechter ook op grond van artikel 93 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet bevoegd is van die tegenvordering kennis te nemen. De kantonrechter verklaart zich dus onbevoegd om van de zaak kennis te nemen en verwijst de zaak door naar de bevoegde rechter van het team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem.