Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 24 februari 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:2056
Feiten
Werknemer is op 19 december 2005 in dienst getreden bij P&O Ferrymasters Ltd (hierna: P&O Ferrymasters). Op 25 februari 2020 is werknemer op staande voet ontslagen. In de brief van P&O Ferrymasters waarin dat ontslag is bevestigd, staat onder meer als reden opgenomen dat werknemer betrokken is geweest bij onregelmatigheden omtrent de toewijzing van ladingen aan vervoerders, in die zin dat hij in zijn functie ladingen heeft toegewezen aan een vervoerder in ruil voor persoonlijke voordelen, zowel geldelijk als in natura. Werknemer heeft een verzoek gedaan om P&O Ferrymasters te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. In een beschikking van 16 juli 2020 heeft de kantonrechter P&O Ferrymasters de gelegenheid gegeven om de door haar gestelde dringende reden die ten grondslag ligt aan het ontslag op staande voet van 25 februari 2020, te bewijzen. P&O Ferrymasters heeft in het kader van die bewijsopdracht stukken overgelegd en Y, eigenaar van de Spaanse transportonderneming EuroCarTrans SL, als getuige laten horen. Ook werknemer is als getuige gehoord. Het gaat in deze zaak om de vraag of P&O Ferrymasters moet worden veroordeeld tot betaling van de verzochte vergoedingen. Daarbij moet met name worden beoordeeld of het ontslag op staande voet van 25 februari 2020 terecht is gegeven.
Oordeel
Ontslag op staande voet
De kantonrechter is van oordeel dat P&O Ferrymasters niet is geslaagd in de bewijsopdracht. Uit de ontslagbrief van 25 februari 2020 en de stukken blijkt dat het ontslag op staande in belangrijke mate berust op een schriftelijke, ongedateerde en Engelstalige verklaring van Y. In de overgelegde stukken is geen steun te vinden voor de stelling van Y dat werknemer jarenlang in gesloten enveloppen bedragen van € 100 tot € 400 per transport als betaling kreeg van Y, in ruil voor het toewijzen van vervoersopdrachten. Er is geen administratie daarvan en er zijn geen verklaringen van andere betrokkenen die dat ondersteunen. De kantonrechter kan aan de verklaring van Y als getuige, maar overigens ook aan de verklaring van werknemer als getuige, niet of nauwelijks waarde toekennen, laat staan doorslaggevende betekenis. Het is duidelijk dat Y en werknemer al langer in een ernstige ruzie en vete zijn verwikkeld, zowel zakelijk als persoonlijk, waarbij zij elkaar beschuldigen van omkoping, intimidatie, bedreiging, vervalsing en valsheid in geschrifte, en over en weer aangifte hebben gedaan. De getuigenverklaringen zijn alleen gelet op het voorgaande zodanig gekleurd en beïnvloed door de ernstige ruzie en de vete tussen Y en werknemer , dat deze niet meer voldoende geloofwaardig zijn en dat niet meer kan worden aangenomen dat deze voldoende zijn gebaseerd op feiten. De kantonrechter vindt daarom het waarheidsgehalte van die verklaringen ook zeer beperkt. Bij het oordeel dat de getuigenverklaring van Y een zeer beperkte waarde heeft, weegt ook mee dat die verklaring op meerdere onderdelen niet consistent is en deels afwijkt van de eerdere schriftelijke verklaring. De kantonrechter kan op basis van de verklaring van Y dus niet als vaststaand aannemen dat werknemer jarenlang geldbedragen in enveloppen heeft gehad van Y in ruil voor het toewijzen van vervoersopdrachten. Ander bewijs daarvoor ontbreekt. Daarmee valt het belangrijkste deel van de door P&O Ferrymasters gestelde dringende reden voor het ontslag op staande voet weg.
Vergoeding voor onregelmatige opzegging, transitievergoeding en billijke vergoeding
Omdat wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal P&O Ferrymasters ook worden veroordeeld tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Werknemer heeft in principe ook recht op toekenning van een billijke vergoeding, omdat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van P&O Ferrymasters moet worden aangemerkt. In de omstandigheden van dit geval ziet de kantonrechter aanleiding om geen billijke vergoeding toe te kennen aan werknemer. Zoals hiervoor is geoordeeld, kan niet worden vastgesteld dat werknemer betalingen of goederen heeft gekregen van Y in ruil voor het toewijzen van vervoersopdrachten. Maar dat neemt niet weg dat wel vaststaat dat werknemer jarenlang betalingen heeft ontvangen van Y zonder daarvan melding te doen aan P&O Ferrymasters. Dat is door werknemer ook erkend. Ook als ervan wordt uitgegaan dat dit terugbetalingen waren van voorgeschoten bedragen voor diensten of goederen, zoals werknemer stelt, had werknemer dit moeten melden aan P&O Ferrymasters. Het gaat hier immers om een situatie waarin belangenverstrengeling kan spelen en waarin werknemer de verdenking over zich af kan roepen dat hij frauduleus en niet integer handelt. Die verdenking en de schijn van belangenverstrengeling had werknemer ook kunnen en moeten voorkomen. Dat hij dat niet heeft gedaan en dat hij nooit melding heeft gemaakt van de betalingen, valt werknemer te verwijten. Ook waar het gaat om de lening van Y van € 15.000 heeft werknemer onjuist en verwijtbaar gehandeld, omdat hij die lening niet heeft gemeld aan P&O Ferrymasters. Anders dan werknemer stelt, kan het aangaan van een dergelijke lening de verdenking van frauduleus en niet integer handelen oproepen. Daarbij komt dat werknemer heeft verklaard dat het door hem gestelde voorschieten van boetes van chauffeurs van transportondernemingen bij gelegenheid is besproken met zijn leidinggevende van P&O Ferrymasters, maar dat daarbij te kennen is gegeven dat P&O Ferrymasters daaraan niet meewerkt en dat dit ook niet de bedoeling is. Door niettemin die boetes toch in privé te (blijven) betalen en daarvan geen melding te maken aan P&O Ferrymasters, heeft werknemer onjuist gehandeld en ook hier een situatie in het leven geroepen waarin een verdenking van frauduleus en niet integer handelen heeft kunnen ontstaan. Gelet op het hiervoor genoemde gedrag van werknemer kan worden aangenomen dat als het ontslag op staande voet niet was gegeven, een verzoek van P&O Ferrymasters om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou zijn toegewezen, vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer dan wel een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een billijke vergoeding. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, wordt werknemer naar het oordeel van de kantonrechter met toekenning van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding al in voldoende mate gecompenseerd voor het onrechte ontslag op staande voet.