Feiten

Werknemer is per 13 april 2009 in dienst getreden bij werkgeefster en was laatstelijk werkzaam in de functie van roostermaker en chauffeur. Werkgeefster heeft sinds 2017 meermaals met werknemer gesproken over een mogelijke overname door werknemer samen met een collega. Partijen zijn het niet eens geworden over de voorwaarden, zodat geen overname heeft plaatsgevonden. Bij e-mailberichten van respectievelijk 15, 17 en 20 januari 2020 heeft de gemachtigde van werknemer werkgeefster aangeschreven dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en werkgeefster gesommeerd de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst na te komen. Bij e-mail d.d. 23 januari 2020 is namens werkgeefster aan de gemachtigde van werknemer onder meer bericht dat sprake zou zijn van een overgang van onderneming door Japal Trans B.V. (hierna: Japal). Op 24 januari 2020 heeft de gemachtigde van werknemer contact opgenomen met Japal en heeft zij het standpunt van werkgeefster, inhoudende dat sprake zou zijn geweest van overgang van onderneming, overgebracht. De gemachtigde van Japal heeft daarop per e-mail d.d. 4 februari 2020 aan de gemachtigde van werknemer bericht dat Japal betwist dat sprake is geweest van overgang van onderneming. Bij dagvaarding d.d. 9 april 2020 is werknemer een kortgedingprocedure tegen werkgeefster en Japal gestart strekkende tot,  kort gezegd, nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst waaronder betaling van loon. Bij vonnis in kort geding d.d. 11 juni 2020 heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen. Werknemer vordert in deze procedure onder meer hoofdelijke veroordeling van werkgeefster en Japal tot betaling van zijn loon vanaf 1 januari 2020 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. In geschil is tussen partijen onder meer of werkgeefster dan wel Japal als werkgever van werknemer dient te worden aangemerkt en uit dien hoofde gehouden is tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Op grond van de door partijen naar voren gebrachte stellingen en overgelegde stukken is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is geweest van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De kantonrechter is van oordeel dat aan het vereiste van een ‘overeenkomst’ is voldaan en dat voor het overige beslissend is in hoeverre er sprake is van een onderneming en of de identiteit van die onderneming vervolgens bewaard is gebleven. Er zijn personeelsleden van werkgeefster naar Japal overgegaan, maar daarbij gaat het niet om het merendeel van het personeel. De overgang van een viertal personeelsleden legt naar het oordeel van de kantonrechter bovendien slechts in geringe mate gewicht in de schaal, nu de vervoersbranche meer kan worden aangemerkt als een kapitaalintensieve branche dan een arbeidsintensieve branche. Uitgaande van een totaal aantal van 130 klanten in de bloemsierteelt, is slechts van een beperkt deel daarvan komen vast te staan dat de klantgegevens zijn overgedragen aan Japal. Daarbij komt dat van een overname van (lopende) contracten met klanten geen sprake is geweest en de bedrijfsvoering van werkgeefster dus niet door Japal is voortgezet, ook niet voor wat alleen het vervoer van de bloemsierteelt betreft. De via media en e-mail naar klanten toe gedane uitlatingen maken daarnaast op zichzelf genomen nog niet dat er ook een daadwerkelijke overgang van onderneming heeft plaatsgevonden. De kantonrechter is van oordeel dat het aantal overgegane voertuigen in verhouding tot het (voorheen) bij werkgeefster in gebruik zijnde aantal voertuigen dusdanig beperkt is, dat van een wezenlijke overgang van materiële activa geen sprake is geweest. Van belang daarbij is dat de kantonrechter van andere van werkgeefster overgenomen activa, zoals bedrijfsgebouwen of machines, niet gebleken is. Dit betekent dan ook dat werkgeefster als werkgeefster gehouden is tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst.