Feiten

Het gaat in deze zaak om een bedrijfsongeval dat werknemer in de nacht van 20 op 21 december 2013 is overkomen in het bedrijf van Bakker Schat. Werknemer was toen als schoonmaker in dienst bij Schoonmaakbedrijf B, de eenmanszaak van de heer C. Bakker Schat had vanaf 1 januari 2013 (tot en met 2016) de schoonmaak van (volgens de opdrachtbevestiging) ‘de gehele bakkerij binnen als buiten inclusief de aanwezige machines’ uitbesteed aan B. B (en de opvolgend werkgever) is failliet gegaan. Inzet van de procedure is de vraag of Bakker Schat aansprakelijk is voor de schade die werknemer heeft geleden als gevolg van het hem overkomen bedrijfsongeval. Werknemer meent dat dat het geval is en baseert zijn vordering op artikel 7:658 lid 4 BW.

Oordeel

Het hof beslist dat Bakker Schat niet aansprakelijk is voor de schade van werknemer. Gezien de manier waarop het werk was georganiseerd en werd uitgevoerd, was het niet Bakker Schat maar B die vooral invloed had op de werkomstandigheden van werknemer. De verwijten van werknemer over onvoldoende waarschuwing tegen gladheid, het feit dat hij geen veiligheidsschoenen droeg en dat er niet werd toegezien op naleving van veiligheidsinstructies horen thuis bij B en niet bij Bakker Schat. Werknemer was voor zijn veiligheid dus niet (mede) afhankelijk van Bakker Schat. De deelbeschikking wordt bekrachtigd.