Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 16 juli 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:3735
Feiten
Werknemer is per 1 oktober 2018 in dienst getreden bij Regus Amsterdam B.V. (hierna: Regus). De arbeidsovereenkomst is per 1 oktober 2019 overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In die arbeidsovereenkomst zijn diverse bijzondere bedingen opgenomen, voor de duur van een jaar na afloop van het einde van de arbeidsovereenkomst. Regus richt zich op het aanbieden van (flexibele) kantoorruimtes voor bedrijven. Bij brief van 30 april 2021 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met Regus opgezegd. Bij reactie van 7 mei 2021 heeft Regus werknemer gewezen op zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Werknemer is op 6 mei 2021 op non-actief gesteld. Vervolgens heeft werknemer op 21 mei 2021 een tweetal bv’s opgericht. In deze procedure vordert werknemer Regus te verplichten toe te staan dat hij werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van een nieuwe werkgever, dan wel schorsing van de bijzondere bedingen.
Oordeel
De stelling van werknemer dat het concurrentiebeding onnauwkeurig en onduidelijk is geformuleerd, wordt verworpen. In het kader van dit geschil wordt geoordeeld dat het beding voor werknemer voldoende duidelijk was geformuleerd. Gelet hierop is voorshands het uitgangspunt dat sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding. Regus kan hier derhalve rechten aan ontlenen. De vraag waarover partijen van mening verschillen, is of het beding van toepassing is. Vervolgens beoordeelt de kantonrechter of de werkzaamheden bij de nieuwe werkgever als concurrerend aan te merken zijn. Werknemer stelt dat de nieuwe werkgever slechts een platform aanbiedt waar huurders en verhuurders van flexibele kantoorruimte elkaar kunnen vinden en dat dit daarom niet als concurrerend aan te merken is. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze werkwijze niet wezenlijk verschilt van de manier waarop werknemer voor Regus werkzaam was. Indien werknemer in zijn beoogde nieuwe samenwerking een contract met een klant tot stand brengt, staat vast dat die betreffende klant geen kantoorruime van Regus afneemt. Dit valt aan te merken als concurrentie. Voorts overweegt de kantonrechter dat deze contracten wereldwijd ten uitvoer worden gelegd. Werknemer heeft niet duidelijk gemaakt op welke wijze zijn beding geografisch beperkt zou moeten worden. Het enkele feit dat hij werkzaam zou zijn voor met een hoofdkantoor in Azië en het gebied rond de Stille Oceaan verandert niet dat werknemer wel degelijk actief is op de markt waarop hij ook voor Regus actief was. Gelet op het door Regus geschetste bedrijfsbelang is het voorshands niet onredelijk dat een geografische reikwijdte, die wereldwijd is, noodzakelijk is voor Regus. Nu sprake is van concurrerende werkzaamheden, die geografisch onder het gesloten concurentiebeding vallen, zal het primaire verzoek van werknemer worden afgewezen. Voorts oordeelt de kantonrechter dat in het kader van deze procedure niet kan worden vastgesteld dat sprake is van enige belemmering in de vrije arbeidskeuze van werknemer. Dit maakt dat een schorsing van de bedingen, zowel volledig als gedeeltelijk, zal worden afgewezen. Het enkele feit dat de beoogde samenwerking met de nieuwe werkgever nu niet mogelijk is, is onvoldoende voor het aannemen van een belemmering bij het vinden van een (financieel) vergelijkbare functie. Derhalve wordt de vordering tot vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW tevens afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen zal de looptijd van het beding zijn vanaf de eerste dag van op non-actiefstelling van werknemer, zodat het beding nog loopt tot 6 mei 2022. De boete zal worden gematigd tot € 5.000 per dag dat het beding wordt overtreden, met een maximum van € 500.000. De direct opeisbare boete van € 50.000 wordt voorshands als onredelijk beschouwd.