Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 5 juli 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:4296
Werknemer verzoekt om ontbinding van het slapend dienstverband met toekenning van de transitievergoeding. Werkgever is niet verschenen.

Feiten

Werknemer is sinds 2 juni 2003 in dienst van werkgeefster in de functie van autotechnicus. Op 18 oktober 2013 heeft werknemer zich ziek gemeld. De loondoorbetalingsverplichting van 104 weken is per 15 oktober 2015 opgehouden. Bij brief van 26 februari 2016 heeft werknemer werkgeefster verzocht de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, onder toekenning van de transitievergoeding. Dit verzoek is 19 december 2019 herhaald. Werknemer verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van de transitievergoeding ter hoogte van € 15.418,00 bruto dan wel € 13.668,49 bruto.

Oordeel

Werkgeefster is niet verschenen en heeft aldus geen verweer gevoerd. De kantonrechter overweegt dat onbetwist vaststaat dat sprake is van een zogenoemd slapend dienstverband. Werknemer heeft als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid sinds 18 oktober 2013 geen arbeid meer verricht en is wegens ziekte of gebreken niet meer in staat de bedongen arbeid te verrichten en herplaatsing is niet (meer) mogelijk. Dit maakt dat de arbeidsovereenkomst billijkshalve moet eindigen. De kantonrechter zal dit verzoek daarom toewijzen. Met betrekking tot de ontslagvergoeding overweegt de kantonrechter dat in casu sprake is van de situatie zoals de Hoge Raad in het Xella-arrest heeft geformuleerd, zodat werknemer recht heeft op de transitievergoeding. De vergoeding wordt berekend over de periode 2 juni 2003 tot 15 oktober 2015 op grond van het toen geldend recht. Onbetwist staat vast dat deze vergoeding € 15.418 bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.