Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stern 1M B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 december 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:7722
Kort geding. Werknemer vordert wedertewerkstelling en terbeschikkingstelling bedrijfsauto nadat hij eerst uit zijn functie van vestigingsmanager is ontheven wegens klachten van medewerkers. Vervolgens weigert werknemer aanbod voor een andere functie, met als gevolg dat hij op non-actief wordt gesteld en zijn auto moet inleveren. Vorderingen worden toegewezen.

Feiten

Werknemer is sinds 1 augustus 1978 in dienst van Stern 1M B.V. (hierna: Stern) tegen een salaris van € 4.764 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Werknemer is begonnen als monteur en sinds 1 september 2014 werkzaam als vestigingsmanager van de vestiging Amsterdam-West cluster Mercedes-Benz. Gedurende het dienstverband van 43 jaar, waarvan de laatste zeven jaar als vestigingsmanager, is er sprake van een nagenoeg onbesproken gedrag. In maart 2021 ontvangt Stern expliciete klachten van werknemers over de stijl van leidinggeven van werknemer. Een medewerker zegt zijn arbeidsovereenkomst op en de chef werkplaats meldt zich ziek. Stern gaat in gesprek met werknemer, waarbij hij uiteindelijk uit zijn functie wordt ontheven en hem een andere functie wordt aangeboden bij een zusterbedrijf van Stern dat zich richt op het automerk Ford.  Werknemer geeft aan dat hij nooit te horen heeft gekregen dat hij niet functioneerde en dat hij de andere functie ziet als een weg naar de uitgang. Werknemer geeft Stern in overweging te opteren voor een beëindigingsregeling. Stern geeft aan het dienstverband niet te willen beëindigen en handhaaft het aanbod van de andere functie. Werknemer meldt zich ziek.  Stern stelt zich op het standpunt dat werknemer moet re-integreren in de hem aangeboden functie, terwijl werknemer vasthoudt aan wedertewerkstelling in eigen functie. Per 1 oktober 2021 wordt het salaris stopgezet en wordt de aan werknemer ter beschikking gestelde bedrijfsauto opgehaald. Werknemer vordert in kort geding wedertewerkstelling als vestigingsmanager en de terbeschikkingstelling van de bedrijfsauto zodra hij arbeidsgeschikt is verklaard (akte eiswijziging), alsmede loondoorbetaling. Stern verzoekt afwijzing van de vorderingen wegens het verlies van draagvlak bij het personeel, de opstelling van werknemer, goed werknemerschap en de weigering van werknemer om te re-integreren.

Oordeel

Een vordering strekkende tot wedertewerkstelling is naar haar aard spoedeisend. Bij de beoordeling of het voorstel van Stern als redelijk kan worden aangemerkt dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de eerste plaats beoordeeld te worden of er sprake is van een rechtmatige op non-actiefstelling van werknemer door Stern. De op non-actiefstelling en de daaraan ten grondslag liggende redenen vormen immers de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan Stern werknemer een andere functie heeft aangeboden. De rechtmatigheid ervan wordt getoetst aan de beginselen van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). De voorzieningenrechter concludeert dat er op grond van de feiten en (de persoonlijke) omstandigheden geen sprake is van een rechtmatige op non-actiefstelling en dat er evenmin sprake is van een redelijk voorstel tot wijziging van de functie, waarop werknemer had moeten in gaan. Het ontbreken van het op juiste wijze plegen van hoor en wederhoor en het ontbreken van een zorgvuldig verbetertraject leidt tot het oordeel dat Stern zich niet als goed werkgever heeft opgesteld. De vorderingen van werknemer worden toegekend.