Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 maart 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:1195
Uit totstandkoming en inhoud van vaststellingsovereenkomst tussen KLM en werkneemster volgt dat deze niet alleen betrekking heeft op geschil over plaatsing van werknemer in functie van Shiftleader, maar ook op aanspraak van werknemer op beloning conform die functie.

Feiten

Werkneemster is op 1 mei 1986 in dienst getreden van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (hierna: KLM). In januari 2017 vond een reorganisatie plaats binnen KLM Passenger Services. De functie van werkneemster is als gevolg van de reorganisatie komen te vervallen. KLM heeft werkneemster niet geplaatst in de nieuwe functie van Shiftleader. De kantonrechter heeft bij vonnis van 26 januari 2017 de functie van werkneemster en vijftien anderen als niet-uitwisselbaar aangemerkt. Vervolgens is in hoger beroep geoordeeld dat de functies wel uitwisselbaar zijn, hetgeen is bekrachtigd door de Hoge Raad. Werkneemster was geen partij van de procedures bij het gerechtshof en de Hoge Raad. Zij heeft in augustus 2017 gesolliciteerd naar de functie van Cabin Attendant en die vervult zij met ingang van 1 november 2017. De kantonrechter heeft op 28 juni 2019 voor recht verklaard dat werkneemster aanspraak heeft op de suppletie zoals bedoeld in artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015, omdat zij een "lagere, niet passende" functie heeft aanvaard, maar dat zij geen aanspraak kan maken op de afbouwregeling van haar onregelmatigheidstoeslag. Werkneemster heeft op 8 en 26 juli 2019 kenbaar gemaakt aan KLM dat zij aanspraak maakt op de onregelmatigheidstoeslag en plaatsing in de functie van Shitfleader. In een brief van 23 augustus 2019 heeft KLM gereageerd dat gezien de twee geschillen tussen KLM en werkneemster KLM een beëindigingsvoorstel wil doen. Tussen KLM en werkneemster is op 20 december 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Werkneemster vordert primair dat KLM wordt veroordeeld om haar te verlonen overeenkomstig de functie van Shiftleader en subsidiair in de functie van Cabin Attendant.

Oordeel

Gelet op de inhoud van het eerste voorstel van 23 augustus 2019 van KLM en de e-mailcorrespondentie tussen partijen moet werkneemster hebben beseft dat de overeenkomst een afspraak bevat waarmee zij afstand doet van haar rechten op het loon van de functie van Shiftleader. In dit verband is relevant dat KLM in haar brief van 23 augustus 2019 heeft aangegeven dat zij graag tot een integrale oplossing met werkneemster wenst te komen waarbij KLM wijst op de van toepassing zijnde cao die meebrengt dat voor werkneemster het werken op onregelmatige tijden ook gecompenseerd wordt in tijd en andere arbeidsvoorwaarden. Voorts verklaren partijen in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst dat zij met betrekking tot het geschil, de daarover gevoerde en eventueel nog door andere medewerkers te voeren toekomstige procedures en de beëindiging van het geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben. Werkneemster heeft zich daarbij juridisch laten bijstaan. Deze bepaling kan niet anders worden gelezen dan dat partijen elkaar met betrekking tot het geschil finale kwijting verlenen. Niet valt in te zien dat KLM een eenmalige vergoeding ter hoogte van € 50.000 zou hebben betaald voor slechts het afzien door werkneemster van de plaatsing in de functie van Shiftleader en niet van de daarbij behorende beloning. Werkneemster beroept zich tot slot op het gelijkheidsbeginsel onder verwijzing naar de vaststellingsovereenkomst van 20 september 2019 die tussen andere voormalig teamleiders en KLM tot stand is gekomen. KLM heeft onvoldoende weersproken gesteld dat de situatie van werkneemster niet vergelijkbaar is met die van deze werknemers, omdat werkneemster op grond van haar vaststellingsovereenkomst de vergoeding van € 50.000 van KLM heeft ontvangen, een bedrag dat de andere voormalig Teamleiders niet hebben ontvangen. Daarom kan de stelling van werkneemster dat KLM in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt, niet worden gevolgd.