Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 maart 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:855
Feiten
Uber is bij dagvaarding van 14 september 2021 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 september 2021 van de kantonrechters in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechters), tussen FNV als eiseres en Uber als gedaagde. Bij het bestreden vonnis hebben de kantonrechters op vordering van FNV, kort gezegd, (i) voor recht verklaard dat voor de periodes dat de Cao Taxivervoer algemeen verbindend verklaard is (geweest), de arbeidsvoorwaarden van deze cao van toepassing zijn op de chauffeurs die zich in persoon jegens Uber hebben verbonden om personen met een personenauto te vervoeren over de weg en (ii) Uber veroordeeld om voor de periodes dat de Cao Taxivervoer algemeen verbindend verklaard is (geweest), deze integraal na te leven jegens de onder (i) bedoelde chauffeurs, (iii) Uber veroordeeld tot betaling aan FNV van € 50.000 aan schadevergoeding, (iv) en (v) Uber veroordeeld in de proceskosten van het geding en de nakosten, (vi) de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en (vii) het meer of anders gevorderde afgewezen. De kantonrechters hebben daartoe onder meer overwogen dat de overeenkomsten tussen Uber en de chauffeurs die zich in persoon jegens Uber hebben verbonden, moeten worden gekwalificeerd als arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:610 BW. Thans is de vraag of een aantal taxichauffeurs zich mogen voegen aan de zijde van Uber. Daarnaast ligt de vraag voor of Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (hierna: Pensioenfonds Vervoer) zich mag voegen aan de zijde van FNV en mag tussenkomen in de procedure tussen Uber en FNV teneinde een eigen vordering jegens Uber (en de taxichauffeurs) in te stellen.
Oordeel
Vordering tot voeging van de taxichauffeurs
Uit hetgeen de taxichauffeurs hebben aangevoerd, is voldoende gebleken dat zij, in verband met de nadelige gevolgen die een uitspraak in hoger beroep tussen Uber en FNV feitelijk of juridisch voor hen kan hebben, voldoende belang hebben bij voeging in de onderhavige procedure aan de zijde van Uber. De taxichauffeurs en Uber hebben allen belang erbij dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en beogen in zoverre eenzelfde uitkomst van het geding. Uit het vorenstaande volgt dat de incidentele vordering van de taxichauffeurs tot voeging zal worden toegewezen. De goede procesorde staat hieraan niet in de weg. Het voorgaande geldt ook voor taxichauffeur 4, daar het enkele feit dat zij een vennootschap onder firma vormen er niet aan in de weg behoeft te staan dat zij zich in persoon jegens Uber hebben verbonden personenvervoer te verrichten.
Vordering van Pensioenfonds Vervoer tot voeging en tussenkomst
Pensioenfonds Vervoer heeft onvoldoende belang bij voeging en tussenkomst. Er is aan de zijde van Pensioenfonds Vervoer geen sprake van nadelige gevolgen van de uitkomst van de procedure tussen Uber en FNV. De hoofdzaak gaat er in de kern om of Uber gehouden is de uit de Cao Taxivervoer voortvloeiende verplichtingen jegens met de Uberapp werkende taxichauffeurs, waaronder de taxichauffeurs, na te leven. Tussen FNV en Uber is niet in geschil of Uber onder de werkingssfeer van Pensioenfonds Vervoer valt en ook niet of Uber verplicht is pensioenpremies voor de chauffeurs te betalen. Bovendien verschillen de feitelijke vragen en rechtsvragen die beantwoord moeten worden om te beoordelen of Uber gehouden is de uit de Cao Taxivervoer voortvloeiende verplichtingen na te leven van de vragen die beantwoord moeten worden om te beoordelen of Uber onder de verplichtstelling van Pensioenfonds Vervoer valt en verplicht is pensioenpremies voor de met haar zaken doende chauffeurs te betalen. Verder bestaat geen of onvoldoende samenhang tussen de vordering die Pensioenfonds Vervoer zegt te willen instellen en de door FNV ingestelde vorderingen. Dat de rechtbank aan het oordeel dat de Cao Taxivervoer moet worden toegepast, ten grondslag legt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de chauffeurs en Uber kan op zichzelf niet leiden tot toewijzing van de vordering van Pensioenfonds Vervoer. Ten slotte is het hof van oordeel dat de omstandigheden dat Uber een feitelijke instantie zou mislopen en dat de onderhavige procedure niet onaanzienlijk zou worden vertraagd aan een toewijzing van de vordering tot tussenkomst in de weg staan. Het hof zal de gevorderde voeging en tussenkomst dan ook afwijzen.