Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/werkgever
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 17 april 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:3546
Loonvordering in kort geding wordt toegewezen behalve het gedeelte van de vordering dat is geformuleerd als standpunt. Voor zover daarmee bedoeld is het salaris over januari 2023 te vorderen is dat onvoldoende duidelijk en dat deel zal daarom worden afgewezen.

Feiten

Werkneemster is op 1 juli 2022 op basis van een (mondeling overeengekomen) arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Nijboom Investments B.V. (hierna: Nijboom) in dienst getreden in de functie van Sandwich Artist tegen een brutosalaris van € 10,67 per uur exclusief emolumenten. Met ingang van januari 2023 is dit salaris verhoogd naar € 1.635,60 per maand in verband met stijging van het minimumloon. Nijboom heeft werkneemster in de periode van juli 2022-15 oktober 2022 echter nooit het volledig aan haar toekomende salaris betaald. Nadat werkneemster zich per 16 oktober 2022 heeft ziekgemeld en, aansluitend, vanaf 1 december 2022 met zwangerschapsverlof is gegaan, heeft Nijboom de salarisbetalingen zelfs geheel gestopt. Hoewel werkneemster vanaf december 2022 meermaals contact heeft gezocht met Nijboom omtrent het niet ontvangen salaris, de gemachtigde van werkneemster Nijboom meermaals heeft gesommeerd om tot betaling over te gaan en Nijboom ook heeft toegezegd dat te zullen doen, heeft Nijboom in januari 2023 slechts eenmalig een bedrag van € 684,96 netto aan werkneemster overgemaakt. Werkneemster vordert dat de kantonrechter Nijboom bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van het overeengekomen loon van € 1.635,60 bruto per maand vanaf februari 2023-einde dienstverband alsmede tot betaling van € 1.356,87 aan achterstallig loon over de maand juli 2022, € 855,37 bruto aan achterstallig loon over augustus 2022, € 257,58 bruto aan achterstallig loon over september 2022, € 768,58 bruto over januari 2023 en € 1.063,44 bruto over oktober 2022 alsmede betaling van € 2.958 bruto aan loon over de maanden november en december 2022, alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Volgens werkneemster is Nijboom tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door niet het volledige loon te betalen.

Oordeel

De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom grotendeels worden toegewezen, met inachtneming van het volgende. Waar in de vordering sub b staat “Terzake de maand januari 2023 dient [eiseres] een bedrag € 768,58 bruto te ontvangen” constateert de kantonrechter dat dat niet geformuleerd is als vordering maar als een standpunt. Voor zover daarmee bedoeld is het salaris over januari 2023 te vorderen is dat onvoldoende duidelijk en dat deel zal daarom worden afgewezen. De gevorderde wettelijke verhoging zal ondanks het voorgaande echter volledig worden toegewezen, omdat werkneemster, gezien het totaal aan toe te wijzen bedragen over de vorderingen sub a, b en c, recht heeft op een bedrag dat hoger is dan hetgeen zij in deze procedure aan wettelijke verhoging heeft gevorderd.