Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/Yacht B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 augustus 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:7499
Kort geding. Werkgever legt werkneemster onterecht een loonstop op tot het einde van haar arbeidsovereenkomst. Veroordeling loon te betalen vanaf de loonstop tot het einde van de arbeidsovereenkomst, matiging van de wettelijke rente wegens niet handelen als goed werknemer.

Feiten

Werkneemster is sinds 2 september 2021 in dienst getreden bij Yacht B.V. (hierna: Yacht) op basis van een detacheringsovereenkomst. Werkneemster is door Yacht geplaatst bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel en Toeslagen (hierna: UHT) als webredacteur en eindredacteur. In maart 2023 is een conflict ontstaan tussen werkneemster en UHT. Op initiatief van UHT vindt een gesprek plaats tussen werkneemster en UHT en de leidinggevende van Yacht. Werkneemster wil dat een vertrouwenspersoon aanwezig is bij het gesprek, maar UHT gaat hier niet mee akkoord. Begin maart 2023 stuurt Yacht een e-mail naar werkneemster waarin zij aankondigt dat het niet reageren van werkneemster op het verzoek tot het inplannen van een driegesprek, arbeidsrechtelijke consequenties heeft. Werkneemster wordt vervolgens op non-actief  gesteld tot een gesprek heeft plaatsgevonden. Werkneemster protesteert tegen de op non-actiefstelling en maakt aanspraak op doorbetaling van loon. Nadat UHT en Yacht met elkaar hebben gesproken, wordt de opdracht van werkneemster per direct stopgezet. Werkneemster krijgt van Yacht bericht dat het niet verschijnen bij het geplande gesprek wordt beschouwd als werkweigering en de loonbetaling wordt stopgezet. Vanaf dit moment ontvangt werkneemster geen loon meer van Yacht. Werkneemster vordert betaling van salaris, vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke verhoging, vanaf het moment dat zij geen loon meer heeft ontvangen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft zich niet als goed werknemer gedragen, door telkens nieuwe voorwaarden te stellen aan de gesprekken met UHT en Yacht. Yacht heeft ook fouten gemaakt. Door het opleggen van de loonsanctie is de arbeidsovereenkomst van werkneemster inhoudsloos geworden. Yacht had zorgvuldiger moeten handelen door tijdig en ondubbelzinnig te berichten wat van werkneemster werd verwacht en welke consequenties zouden volgen indien de aanwijzingen van Yacht niet zouden worden opgevolgd. Yacht had werkneemster eerst schriftelijk moeten waarschuwen dat bij het niet verschijnen op een (volgend) gesprek het loon zou worden stopgezet. De van toepassing zijnde ABU-cao en Personeelsgids bieden geen grondslag voor het direct  toepassen van een loonsanctie. Voorgaande betekent dat Yacht de loonbetalingen aan werkneemster ten onrechte heeft stopgezet. Yacht dient het loon vanaf de stopzetting tot het einde van de arbeidsovereenkomst aan werkneemster te betalen. Er is geen sprake van de ‘tenzij-bepaling’ van artikel 7:628 lid 1 BW. Dat werkneemster geen arbeid heeft verricht behoort in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet voor haar rekening te komen. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 10 procent, omdat werkneemster niet heeft gehandeld als goed werknemer.