Feiten

Van 18 juni 2018 tot 1 augustus 2023 is werknemer werkzaam geweest voor Allport Netherlands B.V. (hierna: Allport). Per 1 mei 2022 is zijn functie gewijzigd naar exportsupervisor. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor dienstverlening aan cruiserederijen en leveranciers. Bij de arbeidsovereenkomst is toen een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Werknemer werkte voornamelijk voor één cliënt van Allport (hierna: Bedrijf X). Bedrijf X en Ritra Cargo (Holland) B.V. (hierna: Ritra) zijn een samenwerking gestart, ACS Cruise Services B.V. (hierna: ACS). Bedrijf X heeft werknemer gevraagd om voor Ritra te gaan werken. Werknemer heeft dat op 15 juni 2023 met Allport besproken en heeft op 29 juni 2023 ontslag genomen, om vervolgens op 1 augustus 2023 in dienst te treden bij Ritra. Allport stelt dat werknemer in strijd met het concurrentie- en relatiebeding handelt en vordert bij voorlopige voorziening verboden en geldbedragen. Omdat de kantonrechter uitspraak doet in de hoofdzaak heeft Allport geen belang bij een voorlopige voorziening. In de hoofdzaak vordert Allport verklaringen voor recht dat werknemer niet bij Ritra of ACS mag werken gedurende een half jaar (tot 1 februari 2024) en dat werknemer zich gedurende een jaar (tot 1 augustus 2024) dient te weerhouden van werken met relaties van Allport. Daarnaast vordert Allport € 73.500 aan verbeurde boetes.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Concurrentiebeding

De vorderingen in conventie en reconventie worden – gelet op de samenhang – gezamenlijk beoordeeld. Ritra is de directe concurrent van Allport. Beide bedrijven houden zich onder meer bezig met goederenvervoer over zee. In beginsel is werknemer dan ook gedurende de zes maanden na het einde van het dienstverband gebonden aan het concurrentiebeding. Allport heeft nog steeds bedrijfsdebiet dat aangetast kan worden, hoewel zij veel cruiseactiviteiten is kwijtgeraakt. Werknemer had echter een groot belang in dienst te treden bij Ritra. Er was sprake van een positieverbetering en een salaristoename van 65%. Bij Allport bekleedde werknemer geen commerciële functie. Niet kan worden geconcludeerd dat hij op de hoogte is van essentiële commerciële informatie. In beginsel is werknemer gebonden aan het concurrentiebeding. Dat is slechts anders als werknemer – afgezet tegen het belang van Allport – door het beding onbillijk wordt benadeeld. Werknemer kan niet aan het concurrentiebeding worden gehouden en in verband met het concurrentiebeding zijn dus geen boetes verbeurd.

Relatiebeding

Bij Ritra werkt werknemer voor ACS. ACS is gelieerd aan Bedrijf X, een relatie van Allport. Bij Ritra heeft werknemer eveneens contact met een andere (oud-)relatie van Allport zonder dat Allport daarvoor toestemming heeft gegeven. Het relatiebeding is geschonden. Werknemer miskent dat het relatiebeding en ander doel heeft dan het concurrentiebeding met het argument dat Allport geen bedrijfsdebiet in de cruisesector heeft. De belangen van werknemer zijn van onvoldoende gewicht om te kunnen stellen dat hij onbillijk wordt benadeeld door het relatiebeding. Werknemer heeft het beding niet lang voor zijn vertrek ondertekend na een jarenlang dienstverband, hij kon de betekenis en gevolgen overzien en heeft zelf opgezegd. Werknemer had bij Ritra met andere relaties kunnen werken. Allport heeft haar zwaarwegend belang bij nakoming voldoende aannemelijk gemaakt, nu Allport en Ritra in dezelfde sterk concurrerende en competitieve markt opereren. Het gedeelte van de gevorderde boete dat betrekking heeft op het relatiebeding wordt toegewezen, ter grootte van € 46.500 exclusief wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023. De boete van € 500 per dag wordt gemaximeerd op € 50.000 en werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.