Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 13 maart 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:1745
Werknemer terecht op staande voet ontslagen na ontvreemden bedrijfseigendommen. Werkgever heeft camerabeelden overgelegd. Werknemer is onvoldoende geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Afwijzing billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is sinds juni 2012 werkzaam bij werkgever. Werknemer vervulde de functie van medewerker expeditie tegen een brutoloon van laatstelijk € 3.085,52 per maand, exclusief emolumenten. Naar aanleiding van een melding van een werknemer is bij werkgever op 10 oktober 2023 het vermoeden ontstaan dat werknemer een of meer eigendommen van werkgever onrechtmatig heeft ontvreemd. Op 11 oktober 2023 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Werkgever heeft werknemer in dat gesprek op non-actief gesteld in afwachting van nader onderzoek. Op 17 oktober 2023 heeft er weer een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In dit gesprek is werknemer op staande voet ontslagen. Een schriftelijke bevestiging met daarin tevens een uitgebreide motivering van het ontslag heeft werkgever op 18 oktober 2023 aan werknemer gezonden. Werkgever heeft in oktober 2023 een eindafrekening opgesteld van € 13.912,27 bruto, waarop hij een bedrag van € 7.589,60 netto heeft ingehouden, bestaande uit een gefixeerde schadevergoeding en een schadevergoeding voor de verdwenen goederen. Werknemer berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar stelt dat werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft gehanteerd en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Werknemer meent dat geen dringende reden voor ontslag op staande voet bestaat en het ontslag ook niet onverwijld is gegeven. Werknemer verzoekt primair een billijke vergoeding van € 75.000, alsmede de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Ontslag op staande voet

Werkgever heeft aan het ontslag (onder meer) ten grondslag gelegd dat werknemer op 8 oktober 2023 op onregelmatige wijze bedrijfseigendommen heeft ontvreemd. Werkgever heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat zijn terrein in het weekend in principe afgesloten is tot zondagavond 19.00 uur, waarna om 23.00 de eerste nachtdienst van de week begint. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft werkgever camerabeelden overgelegd. Op de camerabeelden is te zien dat werknemer op 8 oktober 2023 om 19.28 uur met een bestelbus het terrein van werkgever op rijdt, dat hij met een heftruck met een IBC door de productiehal rijdt en terugrijdt zonder lading, dat hij vervolgens de bestelbus verplaatst en met een heftruck met een pallet emmers door de productiehal rijdt en terugrijdt zonder lading, en dat hij met de bestelbus om 20.10 uur het terrein van werkgever verlaat. Uit een inventarisatie ven een dag later is gebleken dat de door werknemer verplaatste spullen ontbraken. Werknemer is onvoldoende geslaagd om het door werkgever aangeleverde bewijs te weerspreken. Het ontslag op staande voet is derhalve rechtsgeldig gegeven. 

Vergoedingen

Nu het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven worden de door werknemer verzochte billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging afgewezen. Ook het verzoek tot uitbetaling van het bij de eindafrekening van oktober 2023 ingehouden bedrag van € 7.589,60 netto wordt afgewezen. Werknemer heeft aan werkgever immers een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, zodat werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had moeten voortduren. Werkgever heeft dit bedrag berekend op € 4.309,84 netto. Nu dat bedrag niet is betwist mocht werkgever dit bedrag verrekenen. Tevens staat voldoende vast dat werknemer opzettelijk schade heeft toegebracht aan werkgever, zodat hij deze schade dient te vergoeden. Derhalve oordeelt de kantonrechter dat € 3.279,76 netto schadevergoeding voor de verdwenen goederen geoorloofd is, zodat werkgever ook dit bedrag mocht verrekenen.