Rechtspraak
Feiten
FNV is partij bij de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Bedrijf X en bedrijf Y oefenen een transportbedrijf uit en vallen onder de werkingssfeer van de cao. De cao is van 29 september 2021 tot en met 31 december 2022 en van 13 januari 2023 tot en met 31 december 2023 algemeen verbindend verklaard. Tijdens deze periodes zijn bedrijf X en bedrijf Y gebonden aan de cao (artikel 3 Wet AVV). Bedrijf X en bedrijf Y zijn verplicht om op verzoek van FNV binnen vier weken aan te tonen dat een aantal specifieke cao-bepalingen wordt nageleefd (artikel 78 van de cao). Deze controlebevoegdheid heeft FNV overgedragen aan Stichting VNB. Stichting VNB heeft aan de hand van door bedrijf X en bedrijf Y aangeleverde stukken geconstateerd dat zij de cao niet volledig naleven. Daarop heeft VNB aan bedrijf X en bedrijf Y gevraagd om aanpassingen door te voeren en nabetalingen te verrichten. Bedrijf X en bedrijf Y hebben dat niet gedaan. FNV eist in deze procedure dat bedrijf X en bedrijf Y worden veroordeeld om de cao na te leven, nabetalingen te verrichten aan haar (ex-)werknemers en een schadevergoeding te betalen aan FNV. Bedrijf X en bedrijf Y hebben een bevoegdheidsincident opgeworpen. Zij betwisten dat FNV de bevoegdheid heeft om in rechte op te treden namens ongebonden werknemers die niet meer werkzaam zijn bij bedrijf X en bedrijf Y en die ook nooit om naleving van de cao hebben gevraagd toen zij nog wel in dienst waren. Volgens bedrijf X en bedrijf Y heeft FNV die bevoegdheid alleen als zij op grond van artikel 3:305a BW optreedt namens die werknemers.
Oordeel
De kantonrechter komt tot de conclusie dat FNV wel de bevoegdheid heeft om naleving van de cao te vorderen voor deze groep ongebonden ex-werknemers. De incidentele vordering wijst zij daarom af. De eis in de hoofdzaak wordt toegewezen. FNV kan als vakbond die partij is bij de cao op eigen titel eisen dat een werkgever de cao naleeft. Over de periodes van algemeenverbindendverklaring geldt dat FNV ook nakoming kan vorderen van een werkgever die niet gebonden is aan de cao, zoals bedrijf X en bedrijf Y (artikel 3 lid 2 en 4 Wet AVV). De vraag of individuele werknemers bezwaar hebben gemaakt tegen de gedragingen van bedrijf X en bedrijf Y is daarbij niet van belang. Ook hoeven werknemers niet uit te spreken dat zij nakoming willen van hun rechten uit de cao. De omstandigheid dat werknemers nooit om naleving van de cao hebben verzocht, doet dus niet af aan de bevoegdheid van de FNV om voor die werknemers een vordering in te stellen. Als contractspartij heeft FNV ook een zelfstandig belang bij en recht op nakoming. De Hoge Raad heeft wel overwogen dat in het dictum tot uitdrukking moet worden gebracht dat toewijzing van de vordering alleen betrekking heeft op de nakoming van een verplichting van de werkgever tegenover (ex)-werknemers die daarop aanspraak kunnen maken. Daarvoor is voldoende dat de gevorderde nabetalingen zijn gekoppeld aan loonberekeningen die overeenkomstig de cao zijn gemaakt. Hieruit volgt dat FNV ook een nakomingsvordering kan instellen voor ex-werknemers van bedrijf X en bedrijf Y die tijdens de periodes van algemeenverbindendverklaring van de cao in dienst waren, maar die dat nu niet meer zijn. Een andersluidend oordeel zou de beschermingsgedachte van artikel 15 Wet CAO en artikel 3 Wet AVV bovendien uithollen.