Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 22 oktober 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:7448
Werkneemster vordert in kort geding loondoorbetaling op basis van 100% in plaats van de contractueel overeengekomen 70% omdat sprake zou zijn van een verworven recht. Nadere bewijslevering vereist, vordering werkneemster afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 1 april 2020 in dienst getreden bij werkgeefster als notarieel medewerkster. De arbeidsovereenkomst van werkneemster vermeldt dat zij bij arbeidsongeschiktheid recht heeft op doorbetaling van 70% van het laatstverdiende loon. Per 24 juni 2024 is werkneemster arbeidsongeschikt. Zij ontvangt 70% van haar laatstverdiende loon. Werkneemster vordert in kort geding een veroordeling van werkgeefster tot betaling van 100% van het loon vanaf 1 juli 2024. Werkneemster legt aan haar vordering ten grondslag dat werkgeefster haar werknemers bij ziekte structureel 100% van het loon heeft doorbetaald, waardoor sprake zou zijn van een bestendig gevolgde gedragslijn die een verworven recht oplevert. Werkgeefster voert verweer en betwist dat sprake is van een verworven recht. Zij beroept zich op de letterlijke tekst van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde. Werkgeefster heeft aangegeven dat zij haar werknemers tijdens ziekte in veel gevallen 100% van het loon heeft doorbetaald, maar dat alleen dit gegeven niet voldoende is om te spreken van een vaste gedragslijn die als een arbeidsvoorwaarde kan worden aangemerkt. In de arbeidsovereenkomst van werkneemster staat dat er geen rechten kunnen worden ontleend aan een eventuele aanvulling van het loon. Werkgeefster heeft aangevoerd dat zij met werkneemster voorafgaand aan de ondertekening van de arbeidsovereenkomst ook die exoneratieclausule uitvoerig heeft besproken. Werkneemster ontkent dat deze contractbepaling nadrukkelijk is besproken bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst. Ook betwist werkneemster dat werkgeefster in eerdere gevallen zou zijn afgeweken van het uitbetalen van 100% bij ziekte. Tegenover de gemotiveerde betwisting door werkgeefster is de door werkneemster gestelde bestendige gedragslijn van 100% loondoorbetaling onvoldoende aannemelijk geworden. In een eventuele bodemprocedure ligt het op de weg van werkneemster om haar stellingen in dit verband nader te onderbouwen en te bewijzen. De vordering tot betaling van 100% van het loon tijdens ziekte zal worden afgewezen. Werkneemster wordt in de proceskosten veroordeeld.